zaterdag 23 november 2013

Autisme, wat nu..?: NAAR HET HELE GEZIN KIJKEN BIJ KINDEREN MET ASS OF...

Autisme, wat nu..?: NAAR HET HELE GEZIN KIJKEN BIJ KINDEREN MET ASS OF...: NIJMEGEN - Eind oktober is Daphne Vinke-van Steijn gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op haar dissertatie The influence of pa...

ADHD: welk geneesmiddel?

Medicamenteuze behandeling van kinderen en jongeren.
De medicamenteuze behandeling wordt opgestart door een specialist, en dient een onderdeel te zijn van een omvattend zorgplan dat onder meer adviezen en interventies omvat in het domein van ontwikkeling, psychosociaal functioneren, leren en opvoeding.

Na opstarten en oppuntstelling door de tweedelijns-deskundige kan de medicamenteuze behandeling verder onder toezicht van de huisarts gebeuren, waarbij een jaarlijkse controle door een tweedelijns deskundige aanbevolen wordt.

Wanneer een geneesmiddel?
• Kleuters (3-6 jaar)
Onder de leeftijd van 6 jaar is medicatie niet aanbevolen.
• Kinderen en jongeren met matige ADHD
Medicatie is geen eerste keus. Medicatie kan overwogen worden bij aanwezigheid van matige hinder en onmogelijkheid van ouders om trainingsprogramma’s te volgen of het uitblijven van voldoende effect ervan.
• Kinderen en jongeren met ernstige ADHD
Medicatie wordt gecombineerd met trainingsprogramma’s voor ouders, verzorgers en kind/jongere.

Voorafgaand onderzoek omvat:
• een evaluatie van psychosociale ontwikkeling en functioneren ;
• evaluatie lichamelijke gezondheidsgeschiedenis en lichamelijk onderzoek met specifieke aandacht voor cardiovasculaire geschiedenis (ook familiaal) en functioneren, lengte, gewicht ;
• ECG moet niet systematisch gebeuren maar wordt aanbevolen indien er sprake is van (een familiale geschiedenis van) cardiaal lijden, plotse dood op jonge leeftijd (< 50 jaar) van familieleden, extreme kortademigheid bij inspanningen, syncopes ;
• Evaluatie van risico voor misbruik van de medicatie of op doorgeven/verkopen van de medicatie.

Welk geneesmiddel?
De keuze wordt bepaald door de aanwezigheid van comorbiditeit, nevenwerkingen, volgzaamheid (compliance) van betrokkene (middagdosis op school), risico op misbruik, voorkeuren van kind en ouders…

• Methylfenidaat
In de regel wordt gestart met methylfenidaat.
Er wordt aanbevolen om modified-release preparaten (Concerta of Rilatine MR) te gebruiken omwille van de innametrouw, stigmareductie (geen medicatie op school) en verminderde kans op misbruik. Modified release vormen zorgen voor een in de tijd gespreide vrijlating van het werkzame product. Het effect van Rilatine MR duurt tussen tussen 6 tot 8 uur, van Concerta tussen 10 tot 12 uur.
Het is belangrijk te starten met een lage dosis en die geleidelijk te verhogen in functie van de effecten en nevenwerkingen. Verhoging gebeurt tot er geen klinische verbetering is van de ADHD symptomen en de nevenwerkingen nog aanvaardbaar zijn.
De aanbevolen startdosis bij kinderen jonger dan 6 jaar is 2 x 2,5 mg/dag, bij kinderen boven zes jaar, jongeren en volwassenen 2-3 x 5 mg/dag.

• Atomoxetine
Atomoxetine is te overwegen als er ook sprake is van tics, Tourette syndroom, angststoornis, misbruik van middelen (en stimulantia).

• Dexamfetamine
Dexamfetamine (of atomoxetine) kan overwogen worden als er geen respons is op methylfenidaat of u intolerant bent na een testperiode van zes weken methylfenidaat.

• Antipsychotica
Er is geen plaats voor antipsychotica bij ADHD.

Medicamenteuze behandeling van volwassenen
Medicatie is eerste keuze, op te starten door gespecialiseerde tweede lijn, als onderdeel van zorg en behandelingsplan op basis van de noden en vragen (psychosociaal, gedragsmatig, werk) van betrokkene.

Methylfenidaat is eerste keuze bij volwassenen. Als methylfenidaat niet effectief is, kan atomoxetine of dexamfetamine overwogen worden.
Als medicatie niet voldoende effect heeft kan complementair cognitieve gedragstherapie overwogen worden.

Na opstarten en oppuntstelling door de tweedelijns deskundige kan de medicamenteuze behandeling verder onder toezicht van de huisarts gebeuren, met aanbeveling van jaarlijkse controle bij een tweedelijns deskundige.

Voorafgaand onderzoek omvat:
• een evaluatie van psychosociale ontwikkeling en functioneren ;
• evaluatie lichamelijke gezondheidsgeschiedenis en lichamelijk onderzoek met specifieke aandacht voor cardiovasculaire geschiedenis (ook familiaal) en functioneren, gewicht ;
• ECG moet niet systematisch gebeuren maar wordt aangeraden indien er sprake is van (een familiale geschiedenis van) cardiaal lijden, plotse dood op jonge leeftijd van familieleden, extreme kortademigheid bij inspanningen, syncopes ;
• Evaluatie van risico voor misbruik van de medicatie of op doorgeven/verkopen van de medicatie





Autisme, wat nu..?: Deur dicht voor Antwerps centrum voor ontwikkeling...

Autisme, wat nu..?: Deur dicht voor Antwerps centrum voor ontwikkeling...: De expertise voor een goede diagnose van autisme, ADHD of een andere ontwikkelingsstoornis bij kinderen, is al enigszins beperkt in Vlaander...

Autisme, wat nu..?: Graafschap voetballers ontvangen kinderen met auti...

Autisme, wat nu..?: Graafschap voetballers ontvangen kinderen met auti...: DOETINCHEM - Op 20 november woensdagmiddag waren 45 kinderen en hun ouders en begeleiders welkom op het stadion de Vijverberg van de Graafsc...

dinsdag 5 november 2013

Wereldwijd onderzoek naar ADHD en verslaving

Het onafhankelijke, internationale netwerk van ADHD-verslavingsdeskundigen ICASA heeft haar eerste onderzoeken afgerond en gepubliceerd. Belangrijkste conclusie: het percentage van patiënten met ADHD in de verslavingszorg is verhoogd (5-22 procent) bij patiënten met alcoholverslaving en sterk verhoogd (12-57 procent) bij drugsverslaafden.

Dinsdag 22 oktober promoveerde Trimbos-onderzoeker en ICASA-oprichter Geurt van de Glind op de resultaten van het onderzoek.

ICASA (International Collaboration on ADHD and Substance Abuse) werkt sinds 2005 aan verschillende onderzoeken om ADHD sneller te herkennen en beter te kunnen behandelen. De recente studies tonen de omvang van het probleem van ADHD binnen de volwassen verslavingszorg aan. Op basis van het wereldwijde onderzoek stelt Geurt van de Glind dat de link tussen ADHD en verslaving niet langer kan worden toegeschreven aan een 'Amerikaanse hype', dat de screening van ADHD binnen de verslavingszorg nog veel verbetering behoeft, en dat de groep van verslaafden met ADHD meer andere psychiatrische stoornissen heeft dan de groep verslaafden zonder ADHD.

Hij pleit er dan ook voor dat "professionals en managers van verslavingszorginstellingen wereldwijd screening, diagnostiek en behandeling van ADHD binnen hun centra oppakken. De omvang en ernst van dit probleem en de consequenties hiervan voor de kwaliteit van leven, van patiënten die lijden aan beide stoornissen, vragen hierom." De problematiek van ADHD zou ook onderzocht moeten worden binnen de verslavingszorg voor (jonge) adolescenten.

Van de Glind pleit in zijn proefschrift voor 'intensief en vernieuwend onderzoek naar verschillende behandelvormen, zowel met als zonder medicatie en combinaties van beide. Dergelijke onderzoeken zijn er nauwelijks. Binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie en jeugdzorg zouden professionals alert moeten zijn op het risico van verslavingsproblematiek bij kinderen en jongeren. De promovendus hoopt met zijn onderzoek en het werk van ICASA bij te dragen aan het voorkomen van verslaving bij kinderen/adolescenten met ADHD, aan een betere herkenning van ADHD in de verslavingszorg en een betere kwaliteit van leven voor adolescenten en volwassenen met zowel ADHD als verslaving.

Download de samenvatting van het onderzoek of het volledige proefschrift.





maandag 4 november 2013

Vlaamse CLB bezorgd om wildgroei alternatieve coaches

Van leer- en concentratieproblemen tot dyslexie en ADHD: voor elk probleem van leerlingen staat er tegenwoordig wel een kindercoach klaar. “Wij helpen ouders die door de lange wachtlijsten niet terechtkunnen bij het CLB of de school”, zeggen ze. Toch maken professionele hulpverleners zich zorgen over hun opmars. “Velen hebben niet genoeg bagage om echte problemen aan te pakken.”

Meditatie
Het fenomeen komt overgewaaid uit Nederland, maar ook in Vlaanderen zijn ze steeds populairder. Kindercoaches begeleiden kinderen en jongeren met de meest uiteenlopende problemen: angsten, gedrags- en sociaalemotionele problemen, leermoeilijkheden en concentratieproblemen … Sommigen beweren zelfs stoornissen zoals dyslexie of dyscalculie te kunnen behandelen. Nochtans hebben kindercoaches geen officieel erkend diploma om dit soort werk te doen. De meesten volgen een opleiding in Nederland of scholen zich om via zelfstudie, soms zelfs via onlinecursussen. Dat kan, want de titel ‘coach’ is niet beschermd: iedereen mag het aan de voordeur hangen. Dat maakt het moeilijk het kaf van het koren te scheiden.

“Wie zegt dat hij voor elk probleem een oplossing heeft, is een kwakzalver”
Stefan Grielens, directeur VCLB

Een van de pioniers op het vlak van kindercoaching in Vlaanderen is Daisy Demarez. Vier jaar geleden was ze nog secretaresse, vandaag werkt ze deeltijds als kindercoach in haar eigen thuispraktijk Anthe Kindercoaching. “Ik heb al altijd kinderen willen helpen”, legt ze haar carrièreswitch uit. “Heel veel kinderen hebben het moeilijk maar blijven in de kou staan. Hun ouders weten vaak niet hoe ze hen kunnen helpen, hun leraren hebben niet genoeg tijd voor hen en de wachttijd voor hulp via het CLB is te lang. Een kindercoach kan dan uitkomst bieden.”

Therapeutisch tekenen
De methoden die Daisy gebruikt, zijn net zo divers als de problemen die ze behandelt. “Ik start een begeleiding meestal met een sessie therapeutisch tekenen”, zegt Demarez. “Daarbij laat ik het kind vier tekeningen maken. Aan de hand van de tekeningen kan ik een grondige analyse van het kind maken: heeft het faalangst, wordt het gepest, heeft het dyslexie … Daarvoor moet je niet noodzakelijk psycholoog zijn”, vindt ze. “Aan de Schoonheidsschool in Antwerpen heb ik een opleiding tot lifecoach gevolgd. En via opleidingen in Nederland – waar kindercoaching veel bekender is – en zelfstudie heb ik me verder omgeschoold tot kindercoach.”

Kinderen met een leerprobleem helpt Demarez met de Matrixmethode, een studiemethode op basis van de eigen beleving van het kind. “Ik help ze de leerstof die ze op school in woorden krijgen, om te zetten naar beelden. Een jongen die last heeft met rekenen, laat ik het honderdveld op een voetbalveld zetten. Een meisje dat moeite heeft met spelling, leer ik bijvoorbeeld om de juiste schrijfwijze te onthouden door ze op te slaan in kamers in een poppenhuis. Dat helpt beelddenkers om de leerstof beter te onthouden. Bij kinderen met dyslexie, die vaak beelddenkers zijn, werkt dat heel goed. Vijf sessies volstaan om de methode aan te leren. Daarna kunnen kinderen er zelf mee aan de slag. Heel vaak loont het de moeite om eerst eens bij een kindercoach aan te kloppen. En baat het niet, dan schaadt het niet.”

Stefan Grielens, directeur VCLB: “We werken alleen samen met mensen met de juiste diploma’s”

‘Kwakzalvers’
“De populariteit van kindercoaches past in een maatschappelijke trend waarbij we steeds meer belang hechten aan onze kinderen”, zegt Stefan Grielens, directeur van de koepel van de vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding. “Ouders willen voor het kleinste probleem onmiddellijk een oplossing. Hun omgeving zet hen daar ook toe aan. Omdat ze zelf niet zeker zijn hoe ze hun kind kunnen helpen, gaan ze op zoek naar externe hulp. Zelfverklaarde ‘specialisten’ als de kindercoaches spelen daar gretig op in. Ze geloven oprecht dat ze goed werk leveren maar wie zegt dat hij voor elk probleem een oplossing heeft, is een kwakzalver”, vindt Grielens.

“Door aandacht te geven aan het kind en zijn probleem te erkennen, voelt het zich wellicht even beter. Maar als er echt iets aan de hand is, los je het zo niet op. Ze zijn ook niet goedkoop. Het ziekenfonds komt niet tussen in de kosten. Hulp inschakelen is trouwens heel vaak niet nodig. Ouders kunnen heel veel zélf doen, gewoon door tijd te maken om met hun kind te praten. Daar heb je heus geen kindercoach voor nodig.”

Ook zelfstandig kinderpsycholoog Klaar Hammenecker maakt zich zorgen over hun opmars. “Professionele hulpverleners zoals psychologen of logopedisten volgen vele jaren hogere studies. Dat kindercoaches zich op ons terrein begeven, is te gek voor woorden. Ze kunnen ernstige fouten maken die voor blijvende schade zorgen. Kindercoaches geven kinderen en ouders de indruk dat er voor elk probleem een pasklaar antwoord bestaat. Maar dat is niet zo. Falen hoort nu eenmaal bij de normale ontwikkeling van een kind. Kinderen moeten daarmee leren omgaan. Een kindercoach die beweert dat hij dyslexie of een concentratiestoornis in enkele sessies kan oplossen, maakt je gewoon blaasjes wijs.”

“Onze aanpak levert veel sneller resultaten op. Daardoor hebben wij geen wachtlijsten”
Nicole Ooms, kindercoach

Geen wachtlijst
Volgens de kindercoaches levert hun aanpak nochtans veel sneller resultaten op dan die van de professionele hulpverleners. “Daardoor heb ik ook geen wachtlijst van enkele maanden zoals het CLB of kinderpsychologen”, zegt coach Nicole Ooms, in een vorig leven secretariaatsmedewerkster op een school. “Ik keur het werk van CLB of logopedisten zeker niet af maar een kindercoach heeft gewoon een andere aanpak. Je moet je blik durven verruimen.” Daarom organiseert Ooms sinds kort ook zelf opleidingen tot kindercoach met haar vzw Het Vrolijke Stekje. “Deze opleiding is bijzonder populair bij leraren. In tien lessen leren ze de belangrijkste technieken. Daarna kunnen ze zelfstandig aan de slag om kinderen met eenvoudige technieken beter met hun problemen te leren omgaan.”

Greet Mussels, leraar in het eerste leerjaar, volgde enkele maanden geleden een opleiding tot kindercoach en is bijzonder enthousiast. “Ons onderwijs concentreert zich vooral op het cognitieve”, zegt Mussels. “Alleen de punten tellen. Voor het sociaal-emotioneel welbevinden van het kind hebben scholen minder oog. Terwijl heel wat kinderen met problemen zitten waardoor ze slechter presteren. Scholen kunnen er ook voor zorgen dat kinderen zich goed in hun vel voelen. Want kinderen die zich goed voelen, presteren ook beter. Kindercoaching kan daarbij helpen, al heb ik ook heel wat andere opleidingen gevolgd rond sociaal-emotionele begeleiding van kinderen.”

Zweverig
Mussels beseft dat sommige technieken zweverig lijken. “Ik had mijn twijfels bij technieken als EFT (zie kaderstuk, nvdr). Maar ik heb het toegepast bij een meisje met faalangst en het werkt.” Ze ging in haar klas ook al aan de slag met creatieve verwerking. “Door leerlingen tekeningen te laten maken, merkte ik dat een aantal van hen met een probleem zaten waarover ze niet uit zichzelf zouden praten. De ouders zijn enthousiast. Ze merken dat de technieken effect hebben. Ik geef ze tips die ze thuis kunnen toepassen. Ook de directie en de zorgcoördinator van mijn school zijn overtuigd van de meerwaarde. Sinds dit schooljaar ben ik daarom twee uur vrijgeroosterd om leerlingen die het sociaalemotioneel moeilijk hebben te coachen en hun welbevinden preventief te verhogen. We komen hiermee niet in het vaarwater van logopedisten en psychologen. Kinderen met echte leerproblemen verwijzen we door.”

“Een leraar is geen hulpverlener. Hij moet geen therapie aanbieden in de klas. Ook niet op een speelse manier”
Stefan Grielens, directeur VCLB

Niet op elke school krijgen kindercoaches zo’n warm welkom. “Alleen als de ouders het vragen, contacteer ik de school om problemen van cliënten te bespreken. Vaak brengen de ouders de school zelf op de hoogte. We komen wel niet samen voor overleg”, zegt Daisy Demarez. “Vooral CLB’s zien dat jammer genoeg niet zitten. Volgens mij weten ze onvoldoende wat we doen. Nochtans zouden ze heel veel leerlingen kunnen helpen door hen naar ons door te verwijzen.” Ook Ooms overlegt niet altijd met de scholen van de kinderen die ze begeleidt. “Ik vraag wel altijd de gegevens van de school. Als het over schoolse problemen gaat, neem ik in overleg met de ouders contact op met de school. Soms komen kinderen zelfs op advies van hun leraar bij mij.”

Lobbywerk
Om de samenwerking tussen kindercoaches en de school te verbeteren, richtte ‘lifecoach’ en leraar Sabine Maes het platform ‘CoachPlan’ op. Ze lobbyt daarmee bij de overheid. Voorlopig zonder concreet resultaat. “Tot enkele jaren geleden was ik ook zorgleraar. Jammer genoeg vielen die uren weg. Omdat ik heel wat positieve reacties kreeg en kinderen wilde blijven helpen, startte ik in bijberoep als lifecoach. Heel veel kinderen en jongeren hebben het moeilijk en hebben hulp nodig. Maar vaak komen ze op een wachtlijst terecht. Coaches zouden kunnen helpen om dat probleem op te lossen. Nu al werken scholen vaak samen met psychologen en logopedisten. Het zou mooi zijn als ze ook met kindercoaches zouden samenwerken”, vindt Maes.

Stefan Grielens houdt de boot liever af. “Het CLB werkt wel degelijk samen met andere hulpverleners. Maar we gaan uiteraard alleen in zee met hulpverleners met ‘de juiste papieren’. En dat kan frustrerend zijn voor wie niet over die papieren beschikt. Bovendien sturen scholen leerlingen nu al te snel door naar externe privéhulpverleners omdat ze hen zogezegd niet kunnen helpen. Samenwerken met kindercoaches zou die trend alleen maar versterken. De overheid moet dringend een wettelijke regeling uitwerken met kwaliteitscriteria voor therapeuten die zich op kinderen richten. Zo wordt het voor iedereen makkelijker om het kaf van het koren te scheiden.”

“Kindercoaches werken bijna uitsluitend met het kind zelf. Dat is een groot verschil met de aanpak van het CLB, dat via een getrapt systeem is ingebed in het zorgbeleid van de school”, zegt Grielens. “Wij kijken naar wat de school en de ouders kunnen doen om het kind te helpen. Zo zorg je ook voor oplossingen op langere termijn. Door een leraar tips te geven over hoe hij moet omgaan met faalangst, help je in één klap heel veel kinderen.” Hij begrijpt wel dat de opleidingen tot kindercoach populair zijn bij leraren. “Ze zoeken handvatten om hun leerlingen sociaal-emotioneel zo goed mogelijk te helpen. Dat is goed, maar sommigen gaan daarin te ver. Een leraar is geen hulpverlener. Hij moet geen therapie aanbieden in de klas. Ook niet op een speelse manier. Een leraar moet er zijn voor zijn leerlingen, oog hebben voor hun problemen en op tijd de interne leerlingenbegeleiding of het CLB inschakelen. Niet minder, maar ook niet meer. Waar eindigt het anders?”

“Het succes van de kindercoaches toont aan dat er iets schort aan de ‘klassieke’ hulpverlening. Alleen zijn hun technieken niet onderbouwd.”
Stijn Vanheule, professor psychoanalyse Ugent

Kind centraal
“Het succes van de kindercoaches toont aan dat er wel degelijk iets schort aan de aanpak van sommige ‘klassieke’ hulpverleners”, besluit professor psychoanalyse Stijn Vanheule (UGent). “Veel kindercoaches kiezen voor een speelse en creatieve aanpak en zetten het kind centraal. Dat slaat aan. Dat moet hulpverleners aanzetten tot nadenken. Uiteraard moeten ze de methoden van kindercoaches niet klakkeloos overnemen. Maar ze kunnen hun succes aangrijpen om hun eigen manier van werken te evalueren en na te denken over methoden die beter aansluiten bij de leefwereld van het kind.”

Vanheule waarschuwt ouders en scholen wel voor de werkwijze van sommige coaches. “Ze menen het wellicht goed maar beschikken niet over een degelijke wetenschappelijke achtergrond. Hun technieken zijn totaal niet onderbouwd. Ze hebben onvoldoende bagage om échte problemen aan te pakken. Het diploma blijft de beste manier om het kaf van het koren te scheiden. Dat moet niet per se een universitair diploma psychologie te zijn. Een leraar die een bijkomende opleiding volgt aan een erkende instelling kan ook. Maar iemand met een totaal andere achtergrond die zich via enkele sessies omschoolt, zou ik zeker niet aanraden.”

Kloppen tegen faalangst
De technieken die kindercoaches gebruiken zijn net zo divers als de problemen die ze behandelen. Een overzicht van de populairste technieken:

  • Creatieve coaching: het kind uit zijn of haar emoties door middel van creatieve opdrachtjes (tekenen, kleien enz.) Zo krijgt de coach een stukje toegang tot de belevingswereld van het kind.
  • Matrixmethode: een studiemethode op basis van de eigen beleving van het kind. De coach helpt het kind de leerstof dat het op school in woorden krijgt, om te zetten naar beelden.
  • Emotional Freedom Techniques (EFT): een vorm van acupunctuur zonder naalden. Negatieve emoties die zich vastzetten op de energiebanen in het lichaam worden geneutraliseerd door letterlijk op de ‘acupressuurpunten’ te kloppen.
  • Bach-bloesemtherapie: een therapie op basis van vloeibare plantenextracten. De druppeltjes helpen om negatieve emoties en problemen zoals (faal)angst, gebrek aan zelfvertrouwen, ADHD, concentratieproblemen … om te buigen naar hun positieve tegenpool.
  • Braingym: een reeks eenvoudige bewegingsoefeningen die voor een beter communicatie tussen het brein en de rest van het lichaam zorgen.
  • Visualisatie en meditatie: mediteren helpt volgens de coaches kinderen te ontspannen. Het verbetert de sfeer en bevordert de creativiteit, fantasie en persoonlijke groei.





zaterdag 2 november 2013

Autisme, wat nu..?: Melatonine bij inslaapproblemen

Het tijdtip van inslapen en ontwaken wordt in belangrijke mate gereguleerd door de inwendige klok (biologische klok). Deze biologische klok wordt ingesteld door melatonine. Deze stof wordt afgescheiden door de pijnappelklier in de hersenen als het donker wordt en bereikt zijn maximum rond 3 uur 's nachts. Eén tot 2 uur na het begin van de melatonine productie treedt er slaperigheid op. De inwendige klok wordt beïnvloed door de lichtintensiteit. Daglicht legt de melatonineproduktie stil; afnemend licht maakt de pijnappelklier actief. Om in te kunnen slapen is een bepaalde hoeveelheid melatonine nodig. Chronische inslaapproblemen komen bij 10 % van de gezonde kinderen voor, bij ca. 20 % van de kinderen met ADHD en bij ca. 33 % van de kinderen met ADHD die met een psychostimulans (zoals Ritalin) behandeld worden.

Autisme, wat nu..?: Melatonine bij inslaapproblemen

Zoeken in Bol.com