zaterdag 28 april 2012

DE PIONIER

Door: Suzan Otten-Pablos

Pioniers zijn mensen die de toekomst scheppen. Zij zetten in op innovatie en verbetering door het minst betreden pad te nemen. De pionier maakt het verschil, maar kan niet zonder volgers. Want deze volgers worden de ambassadeurs van de initiatieven en zijn dus de mensen die van de toekomst werkelijkheid maken.

Na de volgers komen de afwachters. Je zou het misschien niet denken, maar deze afwachters zijn heel erg belangrijk. Want als de afwachters eindelijk een nieuwe ontwikkeling omarmen, is de kritische massa bereikt. En het bereiken van deze massa is weer bepalend voor het normaliseren van nieuwe ontwikkelingen in de praktijk. Afwachters omarmen nieuwe initiatieven minder snel, maar als ze eenmaal over de streep zijn kan er ook bijna niets meer misgaan.

En dan zijn er natuurlijk ook nog de mensen die vastgeroest zitten in hun bekende patronen en die simpelweg niets willen veranderen. Dit zijn de negatieven. Deze mensen geven pas aan veranderingen toe als het echt niet anders kan. Als ze er min of meer toe worden gedwongen. Want deze mensen willen helemaal niet groeien en hiermee vertragen zij juist de toekomst.

De pionier is dus iemand die als een van de eersten een bepaald gebied betreedt. De pionier moet zijn weg vinden, zonder gebruik te kunnen maken van de ervaring van anderen. Dit is een zware opgave en kost veel inspanning. Want veel voorzieningen ontbreken gewoonweg nog. En omdat de pionier nog niet beschikt over methodes die zich in de praktijk hebben bewezen komt de pionier ook veel mislukkingen en tegenslagen tegen.

Het werk van de pionier is heel belangrijk. De pionier schept namelijk een basis waarop anderen kunnen voortbouwen. Het pionierswerk van Rob Pereira is hier een voorbeeld van. Na ruim 38 jaar verlaat Rob Pereira op vrijdag 27 april 2012 de ziekenhuiswereld. Als kinderarts sociale pediatrie begeleidde Rob Pereira heel veel kinderen met ADHD uit het hele land. Niet voor niets. Want op het gebied van ADHD heeft Rob Pereira baanbrekend werk verricht.

Rob Pereira was vrijwel vanaf het begin voorzitter van het kinderartsennetwerk ADHD, dat later fuseerde met het ADHD-bij-volwassenennetwerk. Rob Pereira zet zich met hart en ziel in om ADHD als een algemeen geaccepteerd verschijnsel op de kaart te krijgen. Dit is geen eenvoudige missie, want ADHD is een omstreden diagnose. Omdat de diagnose ADHD de laatste jaren steeds vaker wordt gesteld, wordt ADHD regelmatig afgedaan als een modeverschijnsel. Onterecht, want ADHD heeft altijd al bestaan.

De groei van het aantal ADHD diagnoses heeft dus niets te maken met overdiagnostiek van nu. Het heeft te maken met de onderdiagnostiek én onderbehandeling van toen. En daarbij vragen ouders helemaal niet om een diagnose. Ouders maken zich zorgen. Zorgen omdat ze zien hoe door de problemen de schooltijd van hun kinderen wordt verpest. En in veel gevallen dus ook de toekomst. Zo werkt dat nu eenmaal. Veel volwassenen van nu lopen immers jarenlang onbehandeld rond. En dat komt weer door de gebrekkige kennis van toen.

Omdat onze kinderen de toekomst zijn en er nu geen gebrek meer is aan kennis heeft Rob Pereira met zijn pioniersgeest veel nieuwe dingen geprobeerd. En dat is ook vaak een dilemma. Want pioniers kunnen de consequenties over het algemeen niet overzien, terwijl ze tegelijkertijd ook altijd bedacht moeten zijn op de eventuele gevolgen.

Pioniers zetten hun idealen gelukkig niet zomaar aan de kant. Ook Rob Pereira niet. Want buiten de muren van het ziekenhuis blijft hij gewoon lekker pionieren. Ook als voorzitter van het ADHD Netwerk blijft hij actief. En hopelijk wordt de plek van Rob Pereira in het ziekenhuis opgevuld door een goede vervanger. Het liefst in de vorm van een pionier. Want de volgers en de afwachters komen wel weer. En heel misschien uiteindelijk ook wel een enkele negatieveling. Want groeien doet bloeien. Bedankt pionier!

adhdnetwerk.nl
26/04/2012

donderdag 26 april 2012

Uw brein is een regenwoud

Van mensen met aandoeningen als een aandachtstekortstoornis, autisme of dyslexie wordt automatisch gezegd dat ze een 'beperking' hebben. Maar verschillen tussen het ene brein en het andere zijn even verrijkend – en even onmisbaar – als verschillen onder planten en dieren. Welkom op een nieuw terrein: neurodiversiteit.

Denk u eens in dat onze cultuur is getransformeerd in een maatschappij van bloemen. Laten we gemakshalve aannemen dat de psychiaters rozen zijn. Stel u nu een gigantische zonnebloem voor die bij de psychiater komt. De roos trekt zijn diagnostische gereedschapskist open en komt na een half uur met een diagnose: ‘U lijdt aan enormisme. Dat is een behandelbare afwijking als we er vroeg bij zijn, maar helaas kunnen we er in dit ontwikkelingsstadium niet zo gek veel meer aan doen. Wij beschikken echter wel over enige strategieën die u kunnen helpen met uw stoornis om te gaan.’ De zonnebloem hoort de suggesties aan en als hij de behandelkamer uitkomt, hangt zijn schitterende geelbruine bloemhoofd gelaten langs zijn stengel.

De volgende patiënt is een piepklein korenbloempje. De roos-psychiater neemt het korenbloempje wat diagnostische tests af en doet een volledig lichamelijk onderzoek. Dan volgt zijn oordeel: ‘Het spijt me, korenbloem, maar u hebt een groeibeperking. Wij vermoeden dat het genetisch is. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. Met de juiste behandeling kunt u ergens op een stukje goed doorlatende, lemige zandgrond nog best een productief en succesvol leven leren leiden.’ Als de korenbloem de behandelkamer uitgaat, voelt hij zich nog kleiner dan eerst.

Ten slotte komt er een calla-lelie binnen en de psychiater heeft maar vijf minuten nodig om het probleem vast te stellen: ‘U hebt BDS, ofwel een bloembladdeficiëntiestoornis. Die kunnen wij weliswaar niet genezen, maar met een speciaal samengesteld bestrijdingsmiddel wel degelijk afremmen. Ik heb toevallig juist wat gratis monsters binnengekregen, dus als u het eens wilt proberen?’

Deze scenario’s doen nogal onnozel aan, maar ze dienen als metafoor voor de manier waarop tegenwoordig in onze cultuur wordt omgegaan met neurologische verschillen tussen mensen. In plaats van de natuurlijke diversiteit die inherent is aan de menselijke hersenen toe te juichen, neigen we er maar al te vaak toe die verschillen te medicaliseren en pathologiseren door te zeggen: ‘Karel heeft autisme. Emmie heeft een leerstoornis.

Peter lijdt aan ADHD, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit.’ Stel dat we dat deden met culturele verschillen (‘mensen uit Nederland lijden aan hoogtedeprivatiesyndroom’) of rasverschillen (‘Mohammed heeft een pigmentstoornis, want zijn huid is niet blank’). Dan zouden we als nationalisten en racisten worden bestempeld. En toch wordt er onder het vaandel van ‘objectieve’ wetenschap voortdurend op deze manier gedacht als het gaat over de menselijke hersenen.

De lessen die we hebben geleerd over biodiversiteit en culturele diversiteit moeten ook worden toegepast op het menselijk brein. We hebben behoefte aan ‘neurodiversiteit’, een nieuw terrein dat het brein van de mens ziet als de biologische entiteit die hij is en dat oog heeft voor de enorme natuurlijke verschillen tussen het ene brein en het andere waar het gaat om sociale en leervermogens, aandacht, stemming en andere belangrijke psychische functies.

In plaats van te doen alsof er ergens in een kluis een volkomen ‘normaal’ brein ligt weggeborgen waarmee alle andere breinen moeten worden vergeleken (bijvoorbeeld dat van de roos-psychiater), zullen we moeten erkennen dat er geen standaardbrein bestaat, precies zoals er geen standaardbloem of standaard culturele of raciale groep bestaat en dat in feite de diversiteit onder breinen net zo’n verrijking is als biodiversiteit en de verscheidenheid onder rassen en culturen.

De afgelopen zestig jaar zijn we getuige geweest van een enorme groei in het aantal nieuwe psychische aandoeningen, met als resultaat onze door stoornissen geteisterde cultuur. In 1952 waren er in de eerste editie van het Diagnostic and Statistical Manual (DSM), het Amerikaanse handboek dat in de meeste landen wordt gezien als standaard in de psychiatrische diagnostiek, honderd soorten psychische aandoeningen opgenomen. Tegen 2000 was dit aantal verdrievoudigd.

Wij zijn als cultuur gewend geraakt aan het idee dat een aanzienlijk segment van de bevolking lijdt aan neurologische aandoeningen als dyslexie, ADHD en het syndroom van Asperger: klachten waar zestig jaar geleden niemand van had gehoord. Inmiddels staan er weer nieuwe aandoeningen op de nominatie voor de volgende editie van het DSM in 2012, zoals de relatiestoornis, seksueelgedragsstoornis en gameverslaving. De trend is overduidelijk en onrustbarend, met name in de Verenigde Staten, dat vooroploopt. Op ieder willekeurig moment heeft ruim een kwart van alle Amerikaanse volwassenen een diagnosticeerbare psychische aandoening. Naar mijn idee naderen we een tijdperk waarin ieder mens in meerdere of mindere mate aan een psychische stoornis van neurologische oorsprong lijkt te lijden.

Hoe is het zover gekomen? Een van de redenen ligt zonder meer in de enorme kennissprong van de laatste tientallen jaren met betrekking tot het menselijk brein. Ieder jaar verschijnen duizenden studies, die ons steeds meer informatie verschaffen over de exacte werking van de hersenen. Dat heeft ons inzicht in het mentaal functioneren van de mens radicaal veranderd en dat is een goede zaak die ik zeker niet wil bagatelliseren. Maar die vooruitgang is er volgens mij tegelijk verantwoordelijk voor dat wij een cultuur van stoornissen en beperkingen worden.

Het probleem is dat medische wetenschappers in hun benadering van de hersenen over het algemeen gefocust zijn op ziekte en niet zozeer op gezondheid en welzijn. De financiering voor hersenonderzoek gaat namelijk – en dat is heel begrijpelijk – naar de rammelende onderdelen. Zo is er een overvloed aan studies naar wat er precies mis is met de linkerhersenhelft van dyslectici. Maar er is weinig research gedaan naar een gebied in de rechterhersenhelft van dyslectici dat losse woord-associaties verwerkt en mogelijk de bron van dichterlijke inspiratie is.

Het nieuwe concept van neurodiversiteit biedt een evenwichtiger perspectief. In plaats van tot dusver gepathologiseerde bevolkingsgroepen als ‘beperkt’ te beschouwen, ligt bij neurodiversiteit de nadruk op anders-zijn. Mensen met dyslexie zijn vaak goed in driedimensionaal visualiseren (zie ook Ode 39, juli/augustus 2001). Mensen met ADHD hebben een andere, meer diffuse vorm van aandacht. Mensen met autisme kunnen beter omgaan met dingen dan met mensen.

Dit is niet, zoals sommigen misschien vermoeden, alleen maar een nieuwe vorm van politieke correctheid, zoals in ‘seriemoordenaars zijn anders-assertief’. Onderzoek uit de hersenwetenschap, evolutionaire psychologie, antropologie en sociologie wijst uit dat de verschillen reëel zijn en serieuze overweging verdienen.

Ik erken dat de hier genoemde stoornissen enorme problemen, leed en pijn met zich meebrengen. Het belang van het vaststellen van psychische aandoeningen, de juiste behandeling en de ontwikkeling van middelen voor preventie in de eerste levensjaren kan niet sterk genoeg worden benadrukt. Een nieuwe visie op een probleem verandert niet de omvang ervan.

Echter, een belangrijk ingrediënt voor de verlichting van dit lijden is het beklemtonen van de positieve dimensies van mensen die vanouds zijn gestigmatiseerd als minder dan normaal. Mijn eigen definitie van neurodiversiteit betreft het verkennen van zeven mentale stoornissen met een neurologische grondslag die representatief kunnen zijn voor alternatieve vormen van de natuurlijke verschillen tussen mensen: ADHD, autisme, dyslexie, stemmingsstoornissen, angststoornissen, verstandelijke beperkingen en schizofrenie.

Ik heb daarom zeven principes van neurodiversiteit ontwikkeld, die als wegwijzers kunnen dienen op deze verkenningstocht.



– 1 – 
Het brein werkt meer als een ecosysteem dan als een machine

De voornaamste metafoor die de laatste vierhonderd jaar voor de werking van de hersenen is gebruikt is de machine. Het probleem met deze benadering is dat het menselijk brein geen machine is: het is een biologisch organisme. Miljoenen jaren evolutie hebben miljarden hersencellen gecreëerd, georganiseerd en verbonden in onvoorstelbaar complexe systemen van organiciteit. Het lichaam van een neuron of zenuwcel ziet eruit als een wijdvertakte exotische boom. Het elektrische geknetter van neurale netwerken lijkt op weerlicht in een woud. De golfbewegingen van neurotransmitters tussen de zenuwcellen doen denken aan de getijden van de zee. Net als een ecosysteem heeft het brein een enorm vermogen zich te transformeren als reactie op verandering. De studente Christina Santhouse in Pennsylvania was acht jaar toen hersenontsteking en de toevallen die ermee gepaard gingen het noodzakelijk maakten haar hele rechterhersenhelft te verwijderen. Niettemin slaagde ze met vlag en wimpel voor haar eindexamen en volgt inmiddels een studie. Haar linkerhersenhelft was in staat om, laten we zeggen, de zaak over te nemen, zodat ze praktisch normaal kan functioneren.

Nog een voorbeeld: er is een vorm van dementie die frontale hersengebieden vernietigt, waardoor patiënten hun spraakvermogen verliezen. Het gevolg is echter ook dat occipitale (in het achterhoofd gelegen) gebieden ter compensatie nog krachtiger kunnen functioneren, wat een stroom van creativiteit in de kunst of muziek op gang kan brengen. Juist omdat het menselijk brein eerder een ecosysteem is dan een machine is het terecht om, in plaats van een op ziekte gefocuste benadering of een mechanistisch model, het concept neurodiversiteit te hanteren waar het individuele verschillen tussen breinen betreft.



– 2 – 
Mensen functioneren langs een verlopende schaal van competentie

Vroeger reed ik van mijn huis aan de Californische kust zo’n 450 kilometer landinwaarts naar Yosemite National Park om er in de weekends trektochten te maken. Onderweg zag ik dan de waterrijke kuststreek plaatsmaken voor de groene akkers van de landbouwrijke Central Valley, die zich op hun beurt transformeerden in de bruine heuvels van Gold County. Deze werden vervolgens hoger en hoger tot ik terechtkwam tussen torenhoge kliffen, op de bochtige wegen naar de indrukwekkende Yosemite Valley zelf. Wat me op deze reis trof, was hoe onmerkbaar de overgang van de ene streek naar de andere soms kan zijn. De groene akkers hielden niet plotseling op om plaats te maken voor de bruine heuvels. De heuvels werden niet abrupt bergen. Het gebeurde allemaal geleidelijk langs een verlopende schaal.

Op een vergelijkbare manier bestaan de verschillen tussen mensen met betrekking tot een bepaalde eigenschap – laten we zeggen: sociaal gevoel – langs een verlopende schaal. Aan het ene eind van deze schaal zijn er mensen die in een toestand van vrijwel totaal sociaal isolement leven. Dat zijn diegenen onder ons met de zwaarste vorm van autisme. Maar er is een spectrum van autistische stoornissen waar ook mensen met een grotere mate van sociabiliteit onder vallen, zoals mensen met het syndroom van Asperger. Volgen we deze lijn verder, dan kunnen we excentrieke individuen aantreffen met een ‘schaduwsyndroom’ die niet in aanmerking komen voor de diagnose autismespectrum-stoornis, maar zich toch afsluiten voor hun omgeving. Bij sommigen van hen zou je de diagnose ‘ontwijkende persoonlijkheidsstoornis’ kunnen stellen.

Bewegen we ons verder langs de schaal, dan zien we bijvoorbeeld mensen die wel goed met anderen kunnen omgaan, maar zeer introvert van temperament zijn en liever alleen willen zijn. Langzamerhand zien we een toenemende mate van sociabiliteit, tot we ten slotte bij de hoogsociale, en daaraan voorbij zelfs bij de overmatig sociale mens uitkomen. Waar het hier om gaat, is dat personen met een beperking niet bestaan als een ‘eiland van incompetentie’, totaal afgescheiden van ‘normale’ mensen. Ze functioneren veeleer langs een verlopende schaal van competentie, waarbij ‘normaal’ gedrag niet meer is dan een halte onderweg.

Dit is een belangrijk principe, omdat het bijdraagt aan de destigmatisering van mensen met een mentale stoornis van neurologische oorsprong. Wij hebben de neiging mensen met een diagnostisch etiket zo ver mogelijk bij ons vandaan te zetten. Een groot deel van de pijn die mensen met een mentale aandoening doormaken is het gevolg van dit soort vooringenomenheid. De wetenschap dat we allemaal met elkaar verbonden zijn, net als ecosystemen, betekent dat we veel toleranter moeten zijn voor mensen wier zenuwstelsel anders is georganiseerd dan het onze.



– 3 –
Competentie wordt gedefinieerd naar de waarden van de cultuur

Voor de Amerikaanse Burgeroorlog was er een arts in Louisiana, in het zuiden van de VS, genaamd Samuel A. Cartwright, die een artikel in het New Orleans Medical Journal publiceerde waarin hij beweerde een nieuwe geestesziekte te hebben ontdekt. Hij noemde die drapetomanie (afgeleid van het Griekse drapeto, ‘vluchten’, en mania, ‘obsessie’). Cartwright geloofde dat het een aandoening was waar weggelopen slaven aan leden en dat ‘met het juiste medische advies, mits strikt opgevolgd, deze hinderlijke neiging tot weglopen die veel negers hebben vrijwel geheel kan worden voorkomen’.

Tegenwoordig zien we zo’n soort diagnose als een staaltje van schaamteloos racisme. Toch ging het toentertijd door voor degelijke wetenschap. Maar minder lang geleden, in de jaren dertig van de vorige eeuw, werden mensen die laag scoorden op een intelligentietest nog beschouwd als debielen, imbecielen of zwakzinnigen, en homoseksualiteit werd door de Amerikaanse vereniging van psychiaters zelfs tot begin jaren zeventig gezien als een psychische stoornis. Dit zijn slechts een paar voorbeelden die illustreren hoe vermeende ‘psychische aandoeningen’ de waarden van een willekeurig sociaal en historisch tijdperk weerspiegelen.

Wij mogen graag denken dat ons huidige assortiment van mentale stoornissen vrij is van dergelijke waardeoordelen, maar als we over vijfentwintig of vijftig jaar terugkijken op de psychiatrische diagnoses van vandaag, zullen we er ongetwijfeld het stevige stempel van onze huidige vooroordelen op gedrukt zien. Misschien is het nog te vroeg om te bekijken welke vooroordelen dat precies zullen zijn, maar mijns inziens is een van de redenen waarom al deze psychische aandoeningen door onze samenleving als abnormaal worden gedefinieerd dat ze inbreuk maken op een of meer belangrijke sociale waarden of deugden. Door nauwkeurig te specificeren welke vormen van menselijk gedrag staan voor abnormaal functioneren, houdt de maatschappij in wezen die sociale waarden hoog die zij als onschendbaar beschouwt.

In Amerika, bijvoorbeeld, lijkt ADHD het protestantse arbeidsethos te schenden. Dyslexie druist in tegen onze overtuiging dat alle kinderen moeten lezen. In de agrarische samenleving van honderdvijftig jaar geleden werd alleen een bevoorrechte minderheid geacht geletterd te zijn. Maar met de komst van de algemene leerplicht kwam het mandaat dat iedereen moest leren lezen; wie daar problemen mee had, werd als afwijkend gezien.



– 4 – 
Of je als begaafd of beperkt wordt beschouwd, is afhankelijk van wanneer en waar je leeft

Geen enkel brein bestaat in een sociaal vacuüm. Elk brein functioneert binnen een specifieke culturele setting en een bepaalde historische periode die zijn competentieniveau definiëren. Ook definieert elke beschaving zijn eigen vormen van begaafdheid. In oude culturen die voor hun sociale cohesie afhankelijk waren van religieuze rituelen waren de schizofrenen (die de stemmen van de goden hoorden) of de dwangneurotici (die de nauwkeurig voorgeschreven rituelen uitvoerden) misschien wel de hoogvliegers. Zelfs in de wereld van vandaag is het kennelijk cruciaal om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn als het gaat om de definitie van begaafdheid dan wel beperking.

Een van de dingen die mij zijn opgevallen in mijn werk als remedial teacher is dat de kinderen die ik ondersteun meestal het zwakst zijn in de zaken die de school het hoogst aanslaat (lezen, schrijven en rekenen, toetsen maken, regels volgen) en het sterkst in die dingen die voor de school het minst tellen (kunst, muziek, natuur, fysieke vaardigheden, bijdehandheid). Dan oordeelt de maatschappij dus dat ze een aandachtstekortstoornis of leerstoornis hebben en worden ze uiteindelijk gedefinieerd door wat ze niet kunnen in plaats van door wat ze wel kunnen.



– 5 –
Succes is gebaseerd op aanpassing van het brein aan de behoeften van de samenleving

Het is nu eenmaal zo dat mensen moeten leven in de complexe en hectische wereld van vandaag, die van hen eist dat ze sociaal zijn, kunnen lezen, rationeel denken, regels volgen, proeven afleggen, een prettig karakter hebben en zich conformeren aan andere duidelijk gedefinieerde manieren en handelwijzen. Succesvol zijn in de wereld betekent dus in belangrijke mate aanpassing, niet aan een leefomgeving die duizenden jaren geleden bestond of een die er eigenlijk nu zou moeten zijn, maar het milieu dat we krijgen toebedeeld.

In deze context kunnen we nog een metafoor aan de biodiversiteit ontlenen wanneer we onderkennen dat alle dieren en planten van nu zijn geëvolueerd uit voorouders die er, vaak via de toevalstreffer van een genetische mutatie, in zijn geslaagd zich in de loop van miljoenen jaren aan te passen aan veranderende omstandigheden. In de wereld van nu hebben we geen tijd om te zitten wachten op een toevalsmutatie. Willen we overleven, dan moeten we alle mogelijkheden aangrijpen om ons aan te passen aan het omringende milieu.

Veel conventionele benaderingen waarmee de hier genoemde stoornissen worden behandeld, zijn in wezen van dat adaptieve type. Ze helpen mensen met een diagnostisch etiket om zich zo goed mogelijk aan te passen aan het ‘neuroprototype’. Het beste voorbeeld van deze adaptieve benadering is het gebruik van psychofarmaca. Middelen als Ritalin, Prozac en Zyprexa zijn van onschatbare waarde gebleken om mensen met ADHD, depressiviteit en schizofrenie te helpen functioneren in de werkelijkheid. Ook bepaalde medicatievrije strategieën, zoals gedragsmodificatie, vertegenwoordigen een manier om neurodiverse mensen te helpen bij hun aanpassing aan een conventioneel milieu. Maar wat vaak in dit geheel ontbreekt, zijn strategieën die erop zijn gericht een omgeving te ontdekken die aansluit bij het unieke brein van de neurodiverse mens.



– 6 –
Succes hangt af van aanpassing van de omgeving aan de behoeften van het brein

Het individu heeft zich weliswaar aan te passen aan de wereld die hem omringt, maar het is ook een feit dat de wereld groot is en dat er binnen die complexe cultuur van ons allerlei subculturen of ‘microhabitats’ voorkomen, die verschillende leefeisen stellen. Als mensen binnen dit grote levensweb nu hun eigen ‘niche’ kunnen ontdekken, een eigen onderdeeltje binnen hun biotoop, zijn ze wellicht in staat succesvol te zijn op hun eigen voorwaarden.

In feite zijn we allemaal constant bezig onze omgeving te veranderen om dergelijke niches voor onszelf te creëren. De bever die een dam bouwt en de spin die een web weeft houden zich bezig met nicheconstructie, net als de vogel die een nest bouwt of een konijn dat een hol graaft. Dieren die migreren zijn op zoek naar een gunstige niche om in te kunnen gedijen.

Wetenschappers beseffen nog maar sinds kort dat nicheconstructie misschien wel even belangrijk voor de evolutie is als natuurlijke selectie. Voor neurodiverse mensen kan dat betekenen dat zij, in plaats van zich altijd te moeten aanpassen aan een statisch, vast en ‘normaal’ milieu, in staat worden gesteld het omringende milieu te veranderen zodat het tegemoetkomt aan hun eigen, unieke brein. Op die manier kunnen ze zich veel meer ontplooien tot wie ze eigenlijk zijn.

Een goed voorbeeld van nicheconstructie voor de mens is al voorhanden. Volgens onderzoek van Simon Baron-Cohen, psycholoog aan de universiteit van Cambridge, zijn mensen met aandoeningen binnen het autismespectrum eerder systematisch dan empathisch ingesteld. Hoewel overduidelijk is dat ze de omgang met anderen en het uitvoeren van andere interpersoonlijke taken (empathiseren) moeilijk vinden, is minder bekend dat ze vaak buitengewoon goed overweg kunnen met niet-menselijke elementen als apparaten, computers, schema’s, landkaarten en andere systemen.

De computerindustrie heeft graag mensen die alleen werken aan hun eigen werkstation, met gebruikmaking van programmeertaal en andere systemen. Verhuizen naar Silicon Valley lijkt dus een goede loopbaanverandering voor iemand met hoogfunctionerend autisme, en een uitstekend voorbeeld van persoonlijke nicheconstructie. Interessant feit is dat er in en rond Silicon Valley in Californië een groter percentage mensen met een autismespectrum-stoornis blijkt te wonen dan in de rest van Amerika.



– 7 –
Nicheconstructie veroorzaakt veranderingen in het brein, dat zich daardoor leert aanpassen

Eind jaren zestig van de vorige eeuw hielden biologisch psycholoog Mark Rosenzweig en neuroanatoom Marian Diamand van de universiteit van Californië in Berkeley een experiment dat van cruciaal belang bleek voor de neuropsychologie. Ze plaatsten ratten langere tijd in verschillende omgevingen (of ‘niches’). Sommige ratten zaten in een ‘verrijkte’ omgeving, die bestond uit grote kooien met doolhoven, ladders, tredmolens en andere toestellen die prikkelden tot activiteit. Andere ratten werden in een standaardomgeving geplaatst, waar ze alleen of met een of twee soortgenoten zaten en niet beschikten over stimulerende activiteiten.

Na een aantal weken werden de hersenen van de ratten ontleed en bestudeerd. Rosenzweig en Diamand ontdekten dat de hersenen van de ratten in de verrijkte kooien meer synapsen – verbindingen tussen de zenuwcellen – hadden dan die in de minder stimulerende kooien. De ervaring in de stimulerende omgeving bleek de hersenstructuur van de ratten rechtstreeks te hebben veranderd.

Sindsdien zijn we heel wat wijzer geworden over de krachtige invloed van de omgeving op hersenontwikkeling, in het bijzonder in de eerste levensjaren. We weten dat een sterk problematische omgeving (inclusief gezinsconflicten en criminaliteit van de ouders) een groter risico op ADHD met zich meebrengt. We weten dat jonge kinderen die een depressie hebben gehad meer risico lopen op een tweede episode vanwege het kindling-effect, dat inhoudt dat het emotionele trauma van de eerste depressie een verandering in de chemie van de hersenen aanwakkert, waardoor de kans op een volgende episode toeneemt.

Aan de positieve kant weten we dat een kind met autisme bij een vroege interventie aanzienlijk meer kans heeft op verbetering van zijn sociaal functioneren en dat een warme thuisomgeving in de kinderjaren een buffer tegen depressiviteit biedt.

Deze onderzoeksresultaten bieden nog een belangrijke motivatie voor positieve nicheconstructie: het kan letterlijk de hersenen veranderen. De hersenen van kinderen in de eerste levensjaren zijn bij uitstek ‘plastisch’, ontvankelijk voor prikkels van de omgeving. Daarom zou voor ouders en verzorgers van neurodiverse kinderen nicheconstructie in de eerste levensjaren de hoogste prioriteit moeten hebben.

Zo hebben emotioneel gevoelige kinderen met een genetische kwetsbaarheid voor depressiviteit of angsten een veilige, warme en stabiele thuisomgeving en school nodig. Kinderen met een leerbeperking (die met andere woorden ‘andersbegaafd’ zijn), hebben behoefte aan een stimulerende leeromgeving die hen helpt hun vaardigheden te ontwikkelen. Kinderen met autisme zouden gelegenheid moeten krijgen voor zinvolle sociale interactie.

Verzorgers zouden nicheconstructie kunnen opvatten als een soort ‘speciale behandeling’ voor het brein van het kind, om het te helpen de positieve kanten te maximaliseren en de negatieve te minimaliseren, zodat het zich leert aanpassen aan de leefomgeving en zich tegelijkertijd optimaal ontplooit.

– X – 

Het is met dit pleidooi voor het nieuwe concept van neurodiversiteit niet mijn opzet psychische aandoeningen te romantiseren. Door de aandacht te vestigen op de ‘verborgen sterke kanten’ van mentale aandoeningen, probeer ik niet de schade die deze stoornissen doen te ontkennen. Ik zeg niet dat het eigenlijk geen stoornissen zijn, of dat we door ze ‘neurodivers’ te noemen het leed wegnemen. Dat is uiteraard onmogelijk.

Maar focussen op de positieve kanten heeft zijn waarde. De term neurodiversiteit is geen sentimenteel trucje om mensen met een psychische aandoening en hun zorgverleners ‘een goed gevoel’ te geven over hun klachten. Het is juist een krachtig concept, geruggensteund door substantieel onderzoek uit de hersenwetenschap, evolutionaire psychologie, antropologie en andere gebieden die onze visie op psychische aandoeningen radicaal kunnen veranderen.

Met een enorme campagne over de sterke kanten van mensen met een psychische stoornis zou wellicht een deel van de vooroordelen ontzenuwd kunnen worden. Ook lijkt het mij therapeutisch zinvol dat mensen met een psychische aandoening (en hun zorgverleners) zich zelf even veel – zo niet meer – op hun positieve kanten richten als op de negatieve.

Erkenning van onze eigen sterke eigenschappen bouwt ons zelfvertrouwen op, geeft ons de moed om onze dromen na te jagen en bevordert de ontwikkeling van specifieke vaardigheden die een diepe voldoening in het leven kunnen schenken. Dit creëert een positieve feedback-lus die tegengas geeft aan de vicieuze cirkel waarin mensen met een psychische stoornis zich als gevolg van hun beperkingen helaas maar al te vaak bevinden.

Mijn hoop is dat mensen met neurodiverse hersenen, net als minderheden die overal ter wereld hun vrijheid hebben verworven, uit hun misère worden getild en hulp krijgen om waardigheid, integriteit en heelheid in hun leven te vinden.

Bron: Ode Magazine. Met toestemming bewerkt en overgenomen van Neurodiversity: Discovering the Extraordinary Gifts of Autism, ADHD, Dyslexia, and Other Brain Differences, door Thomas Armstrong, uitgegeven door Da Capo Lifelong, onderdeel van Perseus Books Group. © 2010


Boeken over Neurodiversiteit (in het Engels)



maandag 23 april 2012

BESTEMMING BEREIKT

Door: Suzan Otten-Pablos

Op de lagere school haalde ik geen beste cijfers voor het vak Aardrijkskunde. Dat kwam door die akelige topo. Stom en onzinnig vond ik het. Zonde van mijn tijd. Dat kleine eilandje in de Indische Oceaan of in de Stille Zuidzee interesseerde me namelijk niets. Daar had ik gewoon niets mee.

Maar er was nog iets. Er was bij mij geen enkele vorm van oriëntatievermogen aanwezig. Daar ben ik niet mee geboren. Volgens mij hadden de leraren dit best door, maar durfde niemand het, lange tijd, rechtstreeks tegen me te zeggen. Totdat, na de zoveelste onvoldoende, een leraar, op de middelbare school, aan me vroeg of ik nog wel wist hoe ik thuis moest komen.

De route school –huis – school kende ik helaas maar al te goed. Dat was gewoon simpelweg een kwestie van eindeloos herhalen. Maar verder was het inderdaad dramatisch gesteld met mijn richtingsgevoel. Regelmatig raakte ik de weg kwijt, omdat alles allemaal zo veel op elkaar leek of juist niet. Of ik kwam te laat omdat ik weer eens verdwaalde. En omdat ik onderweg zoveel leuke dingen zag raakte ik geen moment in paniek. Mijn omgeving had er meer last van dan ik.

Dat werd duidelijk toen manlief en ik samen met de motor door Europa trokken. Met tent, rugzak en wegenkaarten. En die papieren kaarten zorgden voor heftige discussies. Want toegeven dat het slecht gesteld was met mijn geografische kennis deed ik natuurlijk niet. Dat leek zo onnozel. En het ergste was eigenlijk dat we allebei geen verstand hadden van kaarten. Maar manlief was minstens zo eigenwijs als ik. We maakten daarom ruzie, terwijl we wel de mooiste dingen tegenkwamen. Heuvels, bergen en rotsen. Zee en strand. En we genoten er ook nog langer van, omdat we altijd een omweg namen.

Toen we later met de auto op vakantie gingen waren we ineens klaar met het ouderwetse kaartengedoe. Zonder helm naast elkaar zitten én communiceren was gewoonweg teveel gevraagd. En dus kochten we een TomTom om ons van de stress af te helpen. Natuurlijk gaf deze TomTom ons nog steeds geen garantie dat we, op tijd, op de afgesproken plek kwamen, maar de kans werd hierdoor in ieder geval wel een stuk groter.

De mannenstem op de TomTom leek me absoluut geen gezellig type. Een beetje zakelijk en saai. En dus werd het de vrouwenstem. Maar deze dame is ook niet heel erg spraakzaam. Ze zegt namelijk weinig verschillende dingen. Zoals; links, rechts en rechtdoor. Ze komt hierdoor soms zelfs een beetje wereldvreemd over. En dat vind ik dan eigenlijk wel weer gek voor een stem op de TomTom.

Zelf praat ik wel veel en vaak met de TomTom. Als ik van de stem de snelweg op moet bijvoorbeeld, en er helemaal geen snelweg is, maar alleen een zandpad. Dan zeg ik dat dus. Maar de stem geeft nooit antwoord, zit gewoon in haar eigen wereldje en blijft onverstoorbaar haar eigen ding doen. En dat doet ze in alle rust. Want de stem wordt nooit, maar dan ook echt helemaal nooit, boos.

En dat vind ik dus leuk. Want zelfs als ik expres de verkeerde kant op rijdt, herhaalt de stem alleen maar een paar keer dat ik moet keren. Zonder irritaties. En als ik dat dan lekker niet doe, omdat ik niet wil dat de stem de baas over me speelt, berekent de stem gewoon in alle rust een nieuwe route.

Waarschijnlijk gaat het met de TomTom ook helemaal niet sneller om van A naar B te gaan. De aarde is en blijft namelijk gewoon rond. Maar de stem is zo heerlijk voorspelbaar en geduldig. En ook nooit verontwaardigd of gekwetst. De stem doet nooit moeilijk en laat me altijd in mijn waarde. Ook als ik fouten maak en als ik eigenzinnig en eigenwijs ben. Net zolang totdat ik mijn bestemming heb bereikt.

https://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=122
23/04/2012

'ADHD voorkomen door diagnose niet te stellen'..???

Door: Carsten Lincke; Kinderarts / Pediatrician Maasstadziekenhuis Rotterdam, Opleider Kindergeneeskunde.

Dat klinkt wel erg simpel – en dat is het ook; pijnlijk simpel voor duizenden – kinderen, jongeren en volwassenen – die zelf last hebben van ADHD (of ADD). Als iemand zou voorstellen om kanker te voorkomen door de diagnose kanker niet te stellen, niemand zou veel aandacht besteden aan zo’n absurditeit. Maar als het over ADHD, autisme of andere hersenaandoeningen gaat, dan vinden dit soort wonderlijke voorstellen gretig gehoor bij media en publiek. Het is de laatste tijd erg populair om psychische en psychiatrische klachten te bagatelliseren en professionele zorg hiervoor als overdreven luxe te bestempelen.

Dat was ook het geval in Tros Nieuwsshow van ZA 21-04-2012. Laura Batstra, een opvoedkundige (orthopedagoge), die al jaren geen patiënten meer behandeld, kreeg uitgebreid de gelegenheid om haar eenzijdige kijk op de werkelijkheid opnieuw onder de aandacht te brengen. ADHD is gewoon een opvoedingsprobleem en dokters die Ritalin voorschrijven zijn door cadeautjes van de farmaceutische industrie gemanipuleerd. Dat is samengevat de visie van Batstra op een stoornis die weliswaar niet levensbedreigend, maar voor velen levensbedervend is.

De stellingen van Laura Batstra in Tros Nieuwsshow hier nog eens op een rij:

ADHD bestaat niet want het is geen neurobiologische hersenziekte
ADHD is maar wat we zo noemen.

  • ADHD is geen aandoening maar een aanduiding voor een opvoedingsprobleem dat met de juiste opvoedkundige maatregelen goed te behandelen is.
  • In de meeste gevallen gaat het weer over en komt het uiteindelijk wel goed.
  • Medicatie (Ritalin) bij ADHD werkt hooguit 2-3 jaar en dan niet meer.
  • Medicatie heeft veel bijwerkingen.
  • Haar advies: zoek hulp in de eerstelijnsgezondheidszorg, bij de huisarts of een orthopedagoog.
Over al deze punten is enorm veel geschreven en onderzocht. Op basis van dit wetenschappelijk bewijs zijn in vele landen, ook in Nederland, door deskundigen uit verschillende disciplines “evidence based” richtlijnen opgesteld voor de diagnostiek en behandeling van ADHD. De belangrijkste argumenten tegen de stellingen van Batstra vat ik hier samen, aangevuld met voorbeelden uit de dagelijkse praktijk.

“ADHD bestaat niet want het is geen neurobiologische hersenziekte”
Er is geen serieuze wetenschapper die niet overtuigd is van een neurobiologische oorzaak van ADHD (en ADD). Onderzoek over hoe ADHD-medicijnen werken op hersencelniveau en onderzoek met zogenaamde functionele MRI-scans heeft ons inzicht gegeven in wat en waar mis gaat (of anders is, zo je wilt) in de hersenen van mensen met ADHD en ADD. ADHD-medicijnen zoals methylfenidaat (de werkzame stof in Ritalin) beïnvloeden aanmaak, het hergebruik of de afbraak van bepaalde chemische lichaamseigen boodschapperstoffen (neurotransmitters) in de hersenen. Uiteindelijk leidt dit tot een betere filterfunctie voor uitwendige of inwendige afleidende of impulsieve prikkels.

In mijn eigen spreekkamer vindt ik het altijd frappant hoe duidelijk erfelijke factoren meespelen en terug te vervolgen zijn in één of beide ouderlijke families. Dit blijkt de laatste jaren ook uit genetisch onderzoek, al zijn er meerdere genen betrokken bij ADHD/ADD.

Het is geen uitzondering dat één van de ouders een paar maanden nadat er een behandeling voor ADHD bij een kind in het gezin is ingesteld spontaan vertelt dat hij/zij bij zich zelf ook ADHD/ADD kenmerken herkent en soms om verwijzing vraagt voor nader onderzoek. Anderen herkennen wel dezelfde problemen maar realiseren zich dat zij door intelligentie of omgevingsfactoren (b.v. een kleine, rustige klas, ervaren leraren of docenten) minder last hebben gehad, waardoor zij van negatieve gevolgen verschoond gebleven zijn.

“ADHD is maar wat we zo noemen”
Dat is in zekere zin natuurlijk waar. Net zo als intelligentie dat is wat een intelligentest meet. Daaruit kun je niet afleiden het concept ” intelligentie” waardeloos is. ADHD en ADD (aandachtstekort zonder hyperactiviteit) zijn gedefinieerd op basis van herkenbare symptomen en criteria (zie b.v. http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/adhd/symptomen). En die criteria worden doorgaans getoetst m.b.v. vragenlijsten die door ouders, leerkracht en jongere zelf worden ingevuld. Het feit dat je over de weging van sommige symptomen kunt discussiëren maakt het hele concept nog niet onzinnig. Bij veel lichamelijke aandoeningen is het simpeler:
De diagnose kanker is meestal te stellen door bloedtesten, roentgen- en weefselonderzoek. Dat kan bij ADHD niet – er is (nog) geen bloedtest of hersenscan die de diagnose onomstotelijk bevestigd. Het is vooralsnog een zogenaamde “klinische diagnose” (het voldoen aan bepaalde klinische criteria).

Dat geldt overigens ook voor een aantal ernstige en minder ernstige ziekten (om maar een paar te noemen: acuut reuma, de ziekte van Kawasaki, obstipatie, depressie) waarvoor we nog geen betrouwbare diagnostische test hebben.

“ADHD is geen aandoening maar een aanduiding voor een opvoedingsprobleem dat met de juiste opvoedkundige maatregelen goed te behandelen is”
Dit is een grote miskenning van een ernstig probleem. Van mijn collega Rob Rodrigues Pereira, kinderarts en één van de pioniers op het gebied van ADHD in Nederland, heb ik in dit verband ooit de karakterisering “niet levensbedreigend maar wel levensbedervend” genoteerd. Iedereen die serieus patiënten begeleid met ADHD – en ze niet alleen met wat goedbedoelde opvoedingsadviezen naar huis stuurt – zal dit beamen.

Wij zien met regelmaat gezinnen op ons spreekuur, die van alles geprobeerd hebben, die hun best gedaan hebben om de structuur thuis en op school op orde te krijgen, die van het kastje naar de muur gestuurd werden, die te maken kregen met eindeloze wachtlijsten en steeds wisselende behandelaars in de GGZ. Soms zijn er prachtige rapporten door orthopedagogen geschreven waaruit je zo de criteria voor ADHD kunt destilleren, maar ja, er ontbreekt ergens een kruisje, b.v. omdat de leerkracht het probleem ontkent (dat zie je nogal eens bij meisjes met ADD, die zijn gewoon ” dromerig” niemand tot last, behalve zichzelf). Om dan te roepen dat het alleen maar een lastig opvoedingsprobleem is, dat ervaren veel van deze ouders als miskenning en belediging. Daar waar we ervan overtuigd zijn dat er geen winst meer te behalen is uit betere structurering en orthopedagogische maatregelen, is uitstel van medicamenteuze behandeling zinloos en in zekere zin ook wreed. Natuurlijk zijn er ook gebroken gezinnen met ernstige conflicten tussen ouders en allerlei sociale problematiek, waarbij ADHD bij het kind (en de ouders?) slechts één van de problemen is. Het is duidelijk dat er dan meer moet gebeuren, maar ook hier geldt geregeld dat sommige zaken veel beter lopen met medicamenteuze ondersteuning (een voor velen herkenbare oorzaak/gevolgketen: minder impulsiviteit, minder ruzie, minder negatieve feedback, minder geschreeuw, betere sfeer, betere toegankelijkheid voor positieve benadering). Nog afgezien van het feit dat coachen van gezinnen door de JGZ en/of GGZ vaak moeizaam en pas na lange aanloop tot stand komt.

“In de meeste gevallen gaat het weer over en komt het uiteindelijk wel goed”.
Ik heb de indruk dat dit te maken heeft met een beperkt gezichtsveld en selectieve waarneming. Dat geldt misschien voor drukke en wat impulsieve kinderen binnen de normale variatie, inderdaad meestal jongens, maar niet voor kinderen met ADHD. Die hebben er echt last van (dat is overigens een belangrijk criterium in de diagnostiek; het moet ook negatieve gevolgen hebben voor het individu, anders is er geen sprake van een stoornis).

De werkelijkheid is anders: uit veel onderzoek blijkt dat mensen met ADHD meer kans hebben op:
- gebroken schoolcarrieres, schoolverlaten zonder diploma
- “12 ambachten -13 ongelukken”; conflicten op het werk
- verkeersovertredingen
- verslavingsgedrag (nicotine, alcohol en andere)
- gebroken relaties

Dat is wat je noemt een levensbedervende stoornis.
Voor een deel van de patiënten met ADHD is het wel zo dat op een gegeven moment de situatie stabiliseert, meestal op jongvolwassen leeftijd. Dat heeft ongetwijfeld te maken met uitrijping (van de hersenen) en ontwikkeling en aanleren van compensatiemechnismen.

“Medicatie (Ritalin) bij ADHD werkt hooguit 2-3 jaar en dan niet meer.”
Dat is beslist niet de ervaring van ADHD-behandelaars. Mevrouw Batstra (en anderen) baseren deze uitspraak waarschijnlijk op een van de eerste grote studies met methylfenidaat (Ritalin), waarin inderdaad bleek dat er na verloop van tijd geen verschil meer was in symptoomscores tussen de behandelde en niet behandelde groep. Deze studie kreeg in dit opzicht veel kritiek omdat onduidelijk is hoe de medicatie begeleid werd. Af en toe zijn namelijk aanpassingen nodig en als je dat niet doet (dat vereist enige ervaring) dan lijkt het net alsof de medicatie niet werkt, terwijl het probleem het gebrek aan medische begeleiding is. Dat zien we helaas in de praktijk ook vaak gebeuren. Mensen krijgen bij een GGZ-instelling de diagnose ADHD, er wordt behandeling met o.a. medicatie ingesteld, dat werkt een tijdje prima en dan worden ze terugverwezen naar de huisarts, die jarenlang de medicatie ongewijzigd continueert zonder systematisch te evalueren wanneer aanpassingen nodig zijn.

“Medicatie heeft veel bijwerkingen.”
Dat is in zijn algemeenheid niet juist. De meeste kinderen hebben nauwelijks of geen last van bijwerkingen. En veel bijwerkingen (b.v. hoofdpijn, buikpijn) zijn van voorbijgaande aard en er valt goed mee om te gaan als er voldoende medische begeleiding (toegankelijkheid en bereikbaarheid van de dokter voor telefonisch of e-mail overleg). Twee bijwerkingen komen wel vaak voor: minder eetlust en invloed op het in slaap komen. Het eerste is medisch gezien in Nederland vrijwel nooit een problemen het tweede is meestal goed te ondervangen met al dan niet tijdelijk melatonine.
In de praktijk geldt: ouders (en kinderen) zijn alleen gemotiveerd om medicijnen te geven/slikken als de balans tussen voordelen en nadelen positief is.

Ook belangrijk: er zijn vooralsnog – na meer dan 50 jaar gebruik van methylfenidaat – geen aanwijzingen dat er blijvende nadelige gevolgen zijn van langdurig gebruik van methylfenidaat.

“..zoek hulp in de eerstelijnsgezondheidszorg, bij de huisarts of een orthopedagoog”
Daar is in eerste instantie natuurlijk niets mis mee, alleen is het voor ouders en kinderen vervelend als er door ideologische overtuigingen onnodig lang medicamenteuze therapie wordt onthouden, waar in wezen een gecombineerde aanpak de voorkeur verdient.

Zie ook de multidisciplinaire CBO-richtlijn ADHD: http://www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/Overzicht-richtlijnen/Gedragsstoornissen/


Blog van Carsten Lincke over Kindergeneeskunde en Gezondheidszorg

woensdag 18 april 2012

CHAOS IN DE ORDE

Door: Suzan Otten-Pablos

Als ik terugkijk naar mijn eigen jeugd was ik een druk kind en altijd in beweging. Voortdurend bezig met van alles en nog wat. Niet te stoppen als ik ergens mijn zinnen op had gezet. En dat is nog steeds zo. Want ik ben gedreven in de dingen die ik wil bereiken, wat soms overigens ook wel eens kan doorslaan in doordrijven.

De bewegingsdrang is door de jaren heen wel minder geworden. Kletsen doe ik nog steeds veel, maar er is vooral veel innerlijke onrust. Altijd in gedachten. Ideeën die nooit lijken te stoppen. Plannen voor nu en plannen voor de toekomst. Het is vaak een creatieve warboel in mijn volle hoofd. Altijd. Dag én nacht.

Alleen om mij heen is het geen chaos. Nooit geweest ook. Alles is overzichtelijk en netjes. Nee, ik vergeet niets, ik ben attent en ik raak nooit iets kwijt. Mensen die voor het eerst bij komen werpen nogal eens een verbaasde blik op het nette huis van deze spraakwaterval. Want mensen vinden het gek dat ze geen chaos bij mij aantreffen.

Maar zo vreemd is het niet. Het is mijn manier van overleven. Want door alles voor elkaar te hebben probeer ik mijn onrust te compenseren. Dat geeft duidelijkheid en overzicht. En dus houvast en structuur. Dan kan ik mij beter ontspannen. En dus beter functioneren. Beter werken én beter slapen. Want ook in bed gaan mijn gedachten dan minder met mij aan de haal en zijn mijn dromen minder heftig én indrukwekkend.

Hoe logisch ook, jaren geleden bereikte ik toch zomaar het tegenovergestelde. Want ik had mezelf op deze manier natuurlijk flink overbelast. De accu was spontaan leeg. Ineens was ik een gevalletje ernstige burn-out. Van het ene op het andere moment kon ik werkelijk niets meer. Want ik was niet eens meer in staat om een kopje op te tillen.

Wat voelde ik me ellendig en beroerd. En toch was deze burn-out een cadeautje. Het was letterlijk een geluk bij een ongeluk, al dacht ik daar op dat moment natuurlijk heel anders over. Deze burn-out was een keerpunt. Want eindelijk ontmoette ik de juiste mensen en kreeg ik voor het eerst in mijn leven goede adviezen.

In deze periode startte ik met medicatie. Hierdoor werd alles overzichtelijker. En hierdoor werd ik zoveel gelukkiger. Want het lukte me zomaar om beter en rustiger uit mijn woorden te komen. Ruimte over te laten voor anderen. Werkelijk alles ging beheerster, redelijker en leuker. En ik was ineens in staat om grenzen te stellen aan mijzelf en aan mijn omgeving. Hierdoor werd ik stukken minder dwangmatig precies en dat voelde als een openbaring.

Gelukkig heb ik dit gevoel, dankzij de medicatie, vast kunnen houden. Mijn huis is nog steeds netjes. En bij het invullen van de belastingpapieren kan ik nog steeds binnen een minuut alles wat we nodig hebben tevoorschijn toveren. Maar er is ook een verschil. Want ik maak mij niet meer druk over dat ene pluisje op de vloer. En ook niet over tien pluisjes. Want met twee kinderen die door het huis stuiteren is dat namelijk een zinloze bezigheid.

Door mijn ideaalbeeld los te laten, ben ik een leuker mens, een leukere partner én een leukere moeder geworden. Hierdoor ben ik veel beter in staat om van mijn geweldige kinderen te genieten. Want ze weten veel, ze zijn leergierig en enthousiast. En ze zijn ook nog eens slim, hebben heel veel humor en kunnen uren prutsen en van niets iets maken. Misschien niet altijd op een voor mij ideale manier, maar voor mij is deze chaos in de orde echt veel gezonder dan die ellendige orde in de chaos. En dat gevoel laat ik dus echt nooit meer los.

http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=121
16/04/2012

dinsdag 17 april 2012

8 tips tegen ADHD-gedrag..! (ADHD Relaties)

Samenwonen met iemand die ADHD heeft is lang niet gemakkelijk!

ADHD-gedrag uit zich o.a. in:
  • Snel afgeleid zijn
  • Gebrek aan structuur
  • Allergisch zijn voor huishoudelijk werk
  • Frequente stemmingswisselingen
  • Een slecht geheugen

Gedragskenmerken die  aan de basis liggen van veel (herkenbare) relationele problemen.

Om je relatie te redden volgen hier 8 tips van de amerikaanse Melissa Orlov (schrijfster van:  The ADHD Effect on Marriage) om ervoor te zorgen dat dat dit gedrag niet of zo min mogelijk optreedt...
  1. Gooi noppenfolie gelijk weg. Impulsief als de ADHD-er is, kan hij de neiging niet weerstaan om die plastic bolletjes 1 voor 1 te laten knappen, de hele avond lang ... Voorkomen is beter dan genezen: weg met die handel!
  2. Koop 400 leesbrillen, liefst in opvallende kleuren en verspreid die overal in het huis.
  3. Zorg dat de stroom regelmatig uitvalt. Soms is het de enige manier om je ADHD-partner achter de computer vandaan te halen. Bovendien kan een avond met kaarslicht heel rustgevend en romantisch zijn.
  4. Koop een stemmingsring. Als je ADHD-partner sterke stemmingsschommelingen heeft? Laat hem of haar een grote stemmingsring dragen. Als de ring zwart kleurt, maak je jezelf zachtjes uit de voeten.
  5. Schoonmaakhulp. Heb je zelf ook de pest aan huishoudelijk werk? Een ongelijke verdeling van huishoudelijke taken is vaak onderwerp van een echtelijke strijd. Je partner presteert niet al teveel op dit gebied. Jij hoeft niet meer te doen: besteed de rest uit.
  6. Koop plastic kamerplanten. Als jij er een week niet bent, zijn alle kamerplanten dood. Soms omdat de ADHD-er ze vergeet water te geven of omdat hij/zij zo bang is het te vergeten dat ze teveel water krijgen en wegrotten.
  7. Koop een huisdier met diabetes. Een huisdier met diabetes zorgt voor structuur in je leven. Die structuur MOET er zijn: het is een kwestie van leven of dood.
  8. Plak overal een etiket op. Laat op een feestje iedereen een naamplaatje dragen, dan breng je de ADHD-er niet constant in verlegenheid omdat hij of zij de naam niet meer weet van mensen die hij of zij al jaren kent.


vrijdag 13 april 2012

Zorgboek ADHD

Een Bijzonder Boek voor Bijzondere Mensen...

Het Zorgboek ADHD is voor ouders van kinderen met ADHD en voor volwassenen met ADHD. De informatie in het boek is bedoeld om een evenwichtig bestaan op te bouwen. Dat wil zeggen: zo min mogelijk hinder hebben van de lastige kanten van ADHD, zo veel mogelijk voordeel van de bijzondere kanten van ADHD.

Daarbij komen een aantal bijzondere onderwerpen aan bod, zoals school, de gevolgen voor de partner, problemen op het werk, seks en verslavingsproblemen. Daarnaast bevat het boek informatie over de medische achtergronden en de belangrijkste behandelingen: medicijnen, gedragstherapie en coaching.

Het boek is tot stand gekomen in samenwerking met:

  • Artsen Netwerk ADHD
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie
  • Parnassia, psycho-medisch centrum, PsyQ
  • Balans, vereniging voor ouders van kinderen met leer-, ontwikkelings- en gedragstoornissen
  • Impuls, Vereniging voor volwassenen met ADHD en aanverwante stoornissen
  • Stichting O jee adhd!
  • Fonds Psychische Gezondheid
  • Depressie Centrum (Fonds Psychische Gezondheid)
  • OnderwijsAdvies
  • Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers (WINAp)
  • Optima Farma
  • Welder


dinsdag 10 april 2012

BUITEN DE LIJNTJES KLEUREN


Door: Suzan Otten-Pablos

Op de kleuterschool moest ik leren kleuren. De eerste weken mocht ik nog wel krassen, maar al snel kwamen er regels en werd het ontzettend belangrijk om binnen de lijntjes te blijven kleuren. En omdat ik absoluut niet anders wilde zijn, deed ik natuurlijk mijn best om mij aan te passen aan deze norm. Iedereen wilde immers dat ik binnen de paden bleef.

Jarenlang heb ik mijn best gedaan om me te schikken naar de normen en waarden van anderen en heb ik geprobeerd om vooral niet uniek te zijn. Maar hoeveel moeite ik ook deed, het lukte me niet. Steeds zat ik er net naast en kleurde ik toch buiten de lijntjes. Want ik was anders én ik bleef anders. En stiekem vond ik het veilige pad ook maar saai en wilde ik helemaal niet binnen de lijntjes kleuren. Eigenlijk wilde ik mijn eigen spelregels bepalen om te ontdekken hoe ik dingen anders, slimmer en beter aan kon pakken.

Ook mijn kinderen probeer ik mee te geven dat ze hun eigen mening mogen hebben. Dat ze niet in de pas hoeven te lopen om anderen tevreden te stellen. Want ik zou het eeuwig zonde vinden als ze er net zo lang over doen als ik. Daarom leer ik mijn kinderen dat buiten de lijntjes kleuren niet fout is, maar anders. Maar ik leer ze ook dat hier soms durf voor nodig is, omdat het weerstand op kan roepen bij andere mensen.

Dat bleek deze week maar weer eens tijdens de fruitdag op school. Zoon mocht kiezen tussen kiwi en mandarijn en beide fruitsoorten lust zoon niet. En dat zei hij dus ook. Maar zoon moest proeven, dat was nou eenmaal de regel die men had bedacht. Een regel voor alle kinderen. Maar zoon weigerde dit en dat werd niet geaccepteerd. Zoon kleurde namelijk buiten de lijntjes.

Zoon werd boos, met alle lelijke woorden van dien. En voor deze lelijke woorden kreeg zoon straf en moest hij nablijven. Een beetje kortzichtig vond ik het wel. Als de autonomiebehoefte van een elfjarig kind wordt genegeerd wordt een elfjarig kind nou eenmaal boos. En waarschijnlijk wordt een elfjarig kind met ADHD zelfs nog een beetje extra boos.

Zoon mag van mij dus lekker zelf bepalen wat hij eet en wat niet. En dus stelde ik aan juf voor om deze proefregel dan toch nog maar een keer te bespreken op school. Maar de juf zag niets in dit idee. Hier kon school echt niet aan gaan beginnen. Want dan krijgen binnen de kortste keren alle ouders eigen ideeën. En bovendien was zoon de enige die moeite had met deze regel. En omdat ik in het bijzijn van zoon tegen de juf zei dat zoon op school geen kiwi of mandarijn hoeft te proeven viel ik de juf ook nog eens af. Zoon kon trouwens best proeven. Het ene mandarijntje was volgens juf namelijk echt het andere mandarijntje niet.

En dat laatste klopt. Het ene mandarijntje is inderdaad zuur en het andere mandarijntje is zoet. Zo is het ook met mensen. Dochter hield pas haar spreekbeurt over ADHD. Ze vertelde dat iemand met ADHD een stofje in de hersenen mist. En dat het pilletje wat ze krijgt het ontbrekende stofje weer aanvult. Klopt als een bus, maar ik kan het niet laten om het toch even om te draaien. Misschien hebben mensen met ADHD helemaal geen stofje te weinig, maar hebben mensen zonder ADHD een stofje te veel.

Hiermee wil ik alleen maar zeggen dat iedereen anders is. Uniek. Jouw lijntjes hoeven mijn lijntjes niet te zijn en andersom. Gelukkig maar, want dat is nu juist zo mooi. We moeten daarom onze stereotype verwachtingen loslaten en het juist waarderen als mensen de norm ter discussie durven te stellen. En deze mensen zouden ook zomaar eens gelijk kunnen hebben. Vernieuwing komt namelijk niet doordat mensen altijd allemaal hetzelfde doen. Je kunt dus binnen of buiten de lijntjes kleuren. Goed of slecht bestaat niet. En dat is prima.

http://www.adhdnetwerk.nl/

zondag 8 april 2012

MOTIVATIE

Door: Suzan Otten-Pablos

Het is weer rapportentijd voor zoon en dochter. Op het rapport van dochter staat dat ze toch weer de nodige moeite heeft met rekenen. En ze heeft ook de motivatie niet. Voor de rest gaat het heel aardig, maar ze moet wel wat meer doorwerken.

Dit is voor mij weer even een slikmoment. De rapporten van zoon en dochter roepen namelijk vaak verdrietige herinneringen bij mij op. Herinneringen aan mijn eigen schooltijd. Want als ik naar dochter kijk, zie ik mijzelf. Dan moet ik denken aan die keer dat ik in de vierde klas na moest blijven om mijn rekenwerk af te maken, omdat ik volgens de meester in de les niet gemotiveerd genoeg was. En hier werd ik zo ongelofelijk boos over, dat ik er gewoon vandoor ging. Eenmaal thuis aangekomen trof ik ook nog eens een boze moeder, want de meester had haar ondertussen natuurlijk allang gebeld.

Het is natuurlijk ook niet voor niets dat mijn moeder en ik geen contact meer hebben. Mijn moeder koos namelijk nooit mijn kant en dit heeft me heel vaak een eenzaam gevoel gegeven. De focus lag bijna altijd op mijn gebrek aan motivatie. Maar ongemotiveerde leerlingen bestaan natuurlijk helemaal niet. Met ongemotiveerde leerlingen worden leerlingen bedoeld die niet doen wat de leerkracht vraagt. Zoals ik.

Deze leerlingen doen de dingen niet met de, door de leerkracht, gewenste inzet of instelling. Deze leerlingen zijn dus wel gemotiveerd, alleen voor iets anders dan dat de leerkracht zou willen. Het is de taak van de leerkracht om een leerling enthousiast te maken om nieuwe kennis toe te passen. Motiveren is niet proberen een leerling te overtuigen om iets te kunnen. Leerlingen worden gemotiveerd als ze leren om de aanwezige talenten te ontwikkelen en te gebruiken.

Leerlingen worden ook gemotiveerd als zij leren om mislukkingen te zien als uitdagingen. Want door de vele mislukkingen op school zullen leerlingen met ADHD gaan twijfelen aan de eigen intellectuele mogelijkheden. Een leerling die voordurend wordt geconfronteerd met dingen die niet goed gaan zal niet worden gemotiveerd. Deze leerling zal het juist opgeven uit angst voor nog meer mislukking. Als het geloof in eigen kunnen verdwijnt zullen successen namelijk als toevalstreffers worden gezien.

Problemen met de motivatie en met de discipline horen simpelweg bij ADHD. En omdat het gedrag van leerlingen met ADHD grotendeels afhankelijk is van de omgeving, zal de leerkracht deze leerlingen juist een positief zetje moeten geven. Want het is belangrijk om negatieve gedragingen zoveel mogelijk te negeren, alert te zijn op de dingen die wel goed gaan en om dit ter plekke te belonen. Positieve aandacht zal op den duur overal in doorwerken, maar vooral het gevoel van
eigenwaarde vergroten.

Leerkrachten vergeten soms om de problemen van kinderen met ADHD in de juiste verhoudingen te zien. Want kinderen met ADHD hebben geen gebrek aan intelligentie, vaardigheden of verstand. De niet beargumenteerde op- en aanmerkingen op een rapport zullen daarom dus ook echt geen verandering brengen in de onderliggende neurologische problemen.

Motivatie is een lastig ding. Zolang leerlingen goed presteren is een leerkracht over het algemeen tevreden. Goed presteren staat voor veel leerkrachten helaas vaak gelijk aan motivatie, terwijl de motivatiepatronen van invloed zijn op de prestaties.

Ondanks de verdrietige herinneringen die de rapporten van zoon en dochter bij mij oproepen, weet ik gelukkig wel hoe ik de rapporten van mijn kinderen moet interpreteren. De rapporten gaan namelijk helemaal niet over het leren van zoon en dochter, maar over de prestaties. De kale cijfers en de lege woorden op deze rapporten bevestigen dan ook alleen maar dat er sinds mijn schooltijd eigenlijk nog helemaal niets is veranderd.

http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=119
26/03/2012

Zoeken in Bol.com