dinsdag 28 februari 2012

BROODJE AAP

Door: Suzan Otten-Pablos

Dochterlief is zeven en van de sterke verhalen. Ze vertelt dan: "Later word ik net zo rijk en gierig als Oom Dagobert. Dan verdien ik gewoon mijn eerste geluksdubbeltje en hoef ik nooit meer te werken. Dan kan ik gaan zwemmen in mijn geld, hoef ik geen belasting te betalen en woon ik in een hele grote villa. Met een butler natuurlijk. Want de butler moet met muntenpoets mijn munten poetsen."

Deze verhalen van dochter vind ik briljant. Ze zijn namelijk heerlijk onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig en daarom grappig en ontroerend. Want als ik aan dochter vraag hoe ze het eerste geluksdubbeltje denkt te gaan verdienen, zegt ze doodleuk: "Dat weet ik niet. Daar kan ik pas antwoord op geven als ik acht ben, mama."

Zo anders is het met broodje aap verhalen. Deze onzinnige verhalen zijn inhoudelijk ook onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig, maar hebben niets te maken met kinderlijke fantasie en onschuld. Deze verhalen worden namelijk moedwillig door grote mensen verzonnen en de wereld in geholpen om leed te veroorzaken. Broodje aap verhalen verspreiden zich altijd als een lopend vuurtje en daarom zullen mensen deze onzin ook vanzelf snel echt gaan geloven. Zelfs als deze verhalen wetenschappelijk worden ontkracht. Zo werkt dat.

Ook over ADHD zijn er helaas veel broodje aap verhalen bedacht. Door middel van sensationele en bizarre uitspraken en door het verspreiden van pseudowetenschap wordt er ingespeeld op de angsten en vooroordelen van mensen. En dat is heel triest en gevaarlijk. Want de vooroordelen over ADHD die door deze verhalen ontstaan, veroorzaken meningen die niet zijn gebaseerd op feiten. Mensen zullen hierdoor niet uitzoeken hoe dingen werkelijk in elkaar zitten en mogelijk van behandeling afzien.

Zo circuleert bijvoorbeeld het verhaal dat discipline en opvoeding bij ADHD veel beter werken dan pillen. Met andere woorden; je bent een slechte ouder als je pillen geeft aan je kind. Of; ADHD bestaat niet en wordt veroorzaakt door gebrek aan discipline en opvoeding.

Deze onzinnige uitspraak is gebaseerd op gebakken lucht en even waar als de opmerking dat de aarde vierkant is. Want je bent helemaal geen waardeloze ouder als je pillen geeft aan je kind. En ADHD wordt natuurlijk ook niet veroorzaakt door gebrek aan discipline en opvoeding. ADHD is een neurobiologische, erfelijke stoornis. En als ADHD niet wordt behandeld kan er zelfs heel veel onnodige gevolgschade bijkomen.

De broodje aap verhalen over ADHD kunnen dus negatieve gevolgen hebben, omdat de vooroordelen die hierdoor ontstaan niet overeenkomen met de werkelijkheid. En daarbij maakt iemand zich, door mensen met ADHD op basis van vooroordelen te behandelen en achter te stellen, ook nog eens schuldig aan discriminatie. Want discriminatie is simpelweg een uiting van onverdraagzaamheid, waarbij vooroordelen worden omgezet in daden.

Mensen die stellen dat ADHD een modeverschijnsel is en spreken van overbodige medicalisering hebben bovendien een dubbele moraal en meten met twee maten. Want dan moeten ze iemand met slechte ogen ook geen bril geven. Iemand die niet goed kan horen geen gehoorapparaat
en iemand die niet kan lopen geen rolstoel. Dan moet niemand zeuren en gewoon overal aan meedoen. En wel een beetje snel graag, want dat hoort zo.

Deze simpele manier van redeneren is natuurlijk ongelofelijk kortzichtig en dom. Want zelfs met een heel klein beetje logica zou je kunnen weten dat het in de praktijk niet zo werkt. En dat het hypocriet is om jezelf meer levenskwaliteit en geluk te gunnen dan een ander.

En daarom moeten de broodje aap verhalen over ADHD de wereld uit. Maar de vooroordelen over ADHD zijn hardnekkig en daarom is het lastig om van deze vooroordelen af te komen. Maar onmogelijk is het niet. We moeten gewoon niet langer recht praten wat krom is en de behandeling van ADHD overlaten aan deskundigen. En dat zijn mensen die helemaal niet houden van broodjes aap, maar mensen die houden van broodjes gezond verstand.

http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=549&idblog=41

zaterdag 25 februari 2012

Van Adhd Tot Vmbo

Een Abc Van Stoornissen En Theorieen

Kinderen die het moeilijk hebben, die in hun omgeving te maken krijgen met verstoorde en verstorende relaties en situaties komen gelukkig dikwijls op de goede plek terecht. Ze krijgen te maken met docenten, groepsleiders en pleegouders die met het hart op de juiste plaats en gewapend met adequate vakkennis doen wat ze kunnen om deze kinderen te begeleiden. De problemen zijn steeds complexer en de kennis daarover breidt zich steeds uit.

Vanuit de behoefte deze kennis op een bondige en overzichtelijke manier bij te houden zijn de columns in deze bundel ontstaan.

De auteur, psycholoog en gedragswetenschapper, heeft in samenwerking met Horizon (Instituut voor Jeugdzorg en Onderwijs) een aantal van haar columns over de meest voorkomende stoornissen bij kinderen gebundeld. In eenvoudige bewoordingen beschrijft zij niet alleen 21 stoornissen, maar ook negen behandelingen en twaalf 'theorieen'.

Voorbeelden van stoornissen zijn angststoornissen, borderline persoonlijkheidsstoornis en dyslexie. Onder behandelingen vallen onder meer gedragstherapie, de verwerking van pesten op school en rouwverwerking. Als theorieen worden intelligentie- en beroepskeuzeonderzoek, medicatie en verschillende vormen van (speciaal) onderwijs genoemd.

Norma van Maaren heeft haar vakkennis en die van haar collega's zeer toegankelijk samengevat . De bundel pretendeert niet volledig te zijn, maar beschrijft en verklaart veel voorkomende begrippen en diagnoses. Het is een overzichtelijk en prettig leesbaar handvat voor al die vakmensen in de jeugdzorg.




woensdag 22 februari 2012

Wat werkt bij ADHD?

Symptomen van ADHD kunnen het beste worden behandeld met een combinatie van medicatie (methylfenidaat, zoals Ritalin of Concerta) en (cognitieve) gedragstherapie. Daarnaast is psycho-educatie een belangrijk onderdeel van de behandeling. De laatste jaren neemt de kennis over andere behandelingen toe. Zo laten de eerste onderzoeken naar neurofeedback - het trainen van de hersenen - een bemoedigend beeld zien. Ook naar de invloed van voeding op ADHD wordt steeds meer onderzoek gedaan, met veelbelovende resultaten.

Doelen van de behandeling

De behandeling van ADHD richt zich op de volgende doelen:
  • het bestrijden en verminderen van de symptomen;
  • het beperken van de gevolgen van ADHD;
  • het verbeteren van het sociale functioneren;
  • het informeren van kinderen, ouders en leerkrachten over ADHD.


Pychosociale interventies
Pychosociale interventies kunnen gericht zijn op de ouders, maar ook op de school of op het kind zelf. Voor ouders is het belangrijk dat ze uitgebreide informatie krijgen over ADHD, zodat zij hun kind beter kunnen helpen en realistische verwachtingen krijgen van de behandeling. Ook gedragstherapeutische training voor ouders en leerkrachten kan helpen om probleemgedrag van het kind te verminderen. Voorbeelden van psychosociale interventies voor kinderen zijn (cognitieve) gedragstherapie en socialevaardigheidstraining.

Combinatie van behandelingen
Medicatie en psychosociale hulp kunnen gecombineerd worden. Psychosociale interventies zijn een alternatief voor medicijnen wanneer die niet aanslaan, te veel bijwerkingen hebben of bij het gezin op grote bezwaren stuiten.

Meer informatie
Een uitgebreide beschrijving over wat werkt bij ADHD vindt u in:
Wat werkt bij kinderen en jongeren met ADHD? (.pdf)

Een folder over de werkzame factoren:
Kinderen en jongeren met ADHD: Wat werkt?


maandag 20 februari 2012

OPRUIMWOEDE

Door: Suzan Otten-Pablos

Iedere zaterdag komt het tegen de middag opzetten; een hardnekkige opruimwoede. Het is een standaardprocedure zeg maar. Er moet opgeruimd worden en zoon en dochter worden woedend. Dochter begint te gillen als een mager speenvarken, omdat we haar altijd maar storen in haar spel. En zoon dreigt, omdat we zijn vrije weekend verpesten, contact op te zullen nemen met oma of met de legopolitie.

Zoon is namelijk van de lego. Niet van een beetje lego, maar van veel lego. En van nog veel meer stof. Nou is het handige van lego dat je bouwwerken uit elkaar kunt halen en dat je daarna weer iets nieuws van de legoblokjes kunt maken. Althans, dat is mijn idee. Want zoon haalt helemaal niets uit elkaar. Daar is lego bij hem niet voor. Zijn bouwwerken zijn voor eeuwig. En zijn legokunst is soms zo stoffig dat je bijna naar lucht moet happen als je in de buurt komt.

Van opruimen en afstoffen wil zoon dan ook niets weten. Want stel je voor dat er onderdelen zullen sneuvelen. Zoon wil geen enkel risico. Want hij heeft er al vijf jaar aan gebouwd. "Rembrandt deed drie jaar over dát schilderij. Ik doe hier nu dus al twee jaar langer over dan hem", is het argument van zoon.

Als zoon op dreef is kun je beter oordopjes in je oren doen. Hij gaat dan maar door. "Het lijkt hier altijd wel vrijdag de dertiende. Ik pak mijn tas en ga bij oma wonen". En als ik dan vraag of hij zijn bouwwerken alsjeblieft mee wil nemen, is deze opmerking natuurlijk niet zo bedoeld.

Terwijl ik deze column schrijf krijg ik een ingeving. Waarom zou ik zoon en dochter eigenlijk in hun welverdiende weekend lastig vallen? Het is toch eigenlijk onzin om zoon en dochter te storen in hun vrije tijd en om ze te verplichten om op te ruimen?

We kunnen het anders aanpakken. Want hoe voorkom je rommel? Door te denken dat er geen rommel is. En als je denkt dat er geen rommel is, is het er gewoon ook niet. Denken we dan. Want de rommel is er natuurlijk nog wel, er komt zelfs steeds meer rommel bij, maar we doen alsof het er niet is. Een soort magische verdwijntruc zeg maar.

Als we de rommel weg denken hoeven we ook niet meer op te ruimen. Best een aantrekkelijk idee. Want als we niet meer op hoeven te ruimen hebben we op zaterdag ook geen last meer van opruimwoede. En dus ook geen last meer van schreeuwende kinderen én van hoofdpijn.

Dit heb ik natuurlijk niet zelf bedacht. Want sommige dingen zijn voor mij te simpel om zelf te bedenken. Dat laat ik dan doen. Het boek; 'Hoe voorkom je ADHD? Door de diagnose niet te stellen' is in dit geval mijn inspiratiebron. In dit boek, wat binnenkort verschijnt, vertelt een psychologe van de koude grond hoe je een diagnose weg kunt goochelen. Heel knap. En als dit met een diagnose kan, kan het natuurlijk met alles.

Het idee is als volgt. ADHD is geen ziekte en met ADHD wordt je niet geboren. ADHD is gewoon een hype. Niet aan meedoen dus. Ouders en leerkrachten moeten leren om beter met kinderen om te gaan. Of nog beter; gewoon de diagnose ADHD niet meer stellen. De onbehandelde ADHD is er natuurlijk nog wel, er komt zelfs heel veel gevolgschade bij, maar we doen alsof het er niet is. Een soort magische verdwijntruc zeg maar.

Dus als zoon en dochter later groot zijn en ik ze ga opzoeken in een inrichting, omdat ze in een dronken bui een oud omaatje bont en blauw hebben geslagen en haar van haar tasje hebben beroofd, kan ik eigenlijk maar één ding doen. En dat is vol ontgoocheling verwijzen naar dit boek …

http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=108

zaterdag 18 februari 2012

De nieuwste ADHD boeken

Hieronder vindt je onze selectie van de nieuwste AHDH-boeken (verschijningsdatum vanaf aug. 2011).
Bestellen gaat veilig en gemakkelijk door te klikken op de link en het bestelproces te doorlopen via Bol.com.

ADHD mythes en vooroordelen

In de media en Tweede Kamer worden deze dagen nogal wat vragen gesteld rondom de groei van het aantal diagnoses van ontwikkelingsstoornissen, zoals ADHD en Autisme Spectrum Stoornissen (ASS). Een modegril? Een onstuitbare epidemie? Een verzinsel van de farmaceutische industrie om medicijnen te kunnen verkopen? Absoluut niet.

ADHD en ASS zijn zeker geen nieuwe diagnoses; ADHD werd voor het eerst vast gesteld in 1902. Maar het is onmiskenbaar dat beide diagnoses vaker dan dertig jaar geleden gesteld worden. Een belangrijke verklaring voor het groeiend aantal diagnoses is de sterk toegenomen kennis over deze stoornissen. Daardoor worden zij niet alleen bij kinderen, maar ook bij volwassenen veel beter onderkend. Want om maar eens een mythe door te prikken: ADHD gaat niet vanzelf over als je 18 wordt. Ook volwassenen lijden aan (vaak onbehandelde) ADHD.

De groei van het aantal ADHD- en ASS-diagnoses wordt ook veroorzaakt doordat kinderen en volwassenen met mildere vormen van ADHD en ASS nu meer last hebben van hun ziekte. De hoge eisen die aan mensen worden gesteld door het razende tempo van het moderne leven, de enorme toename van prikkels en afname van structuur en voorspelbaarheid, maken dat mensen die vroeger op school en in een vastomlijnde werkkring goed mee konden komen, nu buiten de boot vallen. Dit is op scholen nog het meest opvallend: tegenwoordig moeten kleuters al in staat zijn om zich in een overladen omgeving te concentreren op taken die zij bij voorkeur in groepjes moeten uitvoeren. Dat is simpelweg een onmogelijke opgave voor kinderen met al een lichte vorm van ADHD en/of ASS. De diagnose ADHD en ASS bij kinderen is, om een tweede mythe door te prikken, dus niet het gevolg van ouders die niet kunnen opvoeden. Onze samenleving biedt een minder gezonde omgeving.

In die zin zijn ADHD en ASS wel degelijk ziektes van deze tijd: maatschappelijke ontwikkelingen maken dat individuen die een kwetsbaarheid hebben voor ADHD, en zeker ook voor ASS, nu eerder tegen hun beperkingen aanlopen. Schande dat er zoveel diagnoses gesteld worden? Overbodige medicalisering? Nee, integendeel: door de diagnose snel en trefzeker te stellen, kan men kinderen, pubers en volwassenen en hun omgeving veel beter helpen, zodat zij niet gezien worden als onwillige lastpakken. Mensen met ADHD kunnen meestal prima functioneren door een combinatie van goede voorlichting, gedragstherapie en eventueel medicijnen. Ook voor ASS geldt dat met een gerichte en op de persoon toegesneden begeleiding de kwaliteit van leven goed kan zijn.

Zijn ADHD en ASS als ziektes van deze tijd uniek? Helemaal niet. Veel ziektes zijn een weerspiegeling van hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen: hart- en vaatziekten, ouderdomsdiabetes, huidkanker. Toch verdenkt niemand cardiologen, dermatologen of internisten van overbodige medicalisering, of het te snel voorschrijven van medicijnen omdat deze diagnoses tegenwoordig zo vaak worden gesteld.

Ook deze ziektes komen vandaag de dag veel vaker voor door ongezonde leefomstandigheden en -gewoontes. Mensen die een erfelijke aanleg voor diabetes type II hebben, zullen deze eerder ontwikkelen als zij te vet en te zoet eten en te weinig bewegen. Om hier iets aan te doen, wordt veel voorlichting gegeven over het grote belang van een gezonde leefstijl in een ongezonde, jachtige maatschappij vol verleidingen. Hoog tijd daarom dat wij allen, politiek, onderwijs, werkgevers en zorgverleners meer werk maken van voorkomen dat mensen met ADHD en ASS onnodig ziek(er) worden. Dat kan door omstandigheden op school, werk en in de samenleving gezonder te maken. We floreren allemaal bij rust, reinheid en regelmaat, maar mensen met ADHD en ASS kunnen niet zonder. Daarnaast is het van groot belang dat mensen met ADHD en ASS (en hun gezin!) de medische behandeling krijgen die ze broodnodig hebben. Vroegtijdig diagnosticeren en behandelen neemt niet alleen veel persoonlijk leed weg, maar ook maatschappelijke schade door uitval op school en werk. Het voorkomt bovendien dat mensen met ADHD en ASS hun toevlucht nemen tot alcohol en drugs om rustiger te worden, met alle risico’s op verslaving, criminaliteit en overlast van dien. Gelukkig is de geestelijke gezondheidszorg door de enorme vooruitgang in medische kennis tegenwoordig prima in staat om mensen met ADHD en ASS de zorg te bieden waarmee zij hun leven op de rails kunnen krijgen en houden. Hen die zorg onthouden vanwege mythes en vooroordelen is kortzichtig én onmenselijk.

Rutger Jan van der Gaag
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie

Marleen Barth
Voorzitter GGZ Nederland





vrijdag 17 februari 2012

'Wie niet in de maat loopt, krijgt Ritalin'...

De ideale jongen is tegenwoordig een meisje en de echte jongen een adhd'er. 
Dat beweert althans columniste Aleid Truijens in de Volkskrant.

Ziekte als identiteit
Toeval of niet, de afgelopen weken ontmoette ik drie mannen die, sprekend over hun kinderen, de term adhd lieten vallen. Telkens ging het om een zoon.

'Tsja, de jongste gaat niet zo goed op school, hij is een adhd'er.' 'De middelste was thuis niet te harden. Adhd'ertje hè?' 'Die van dertig zit al jaren thuis. Hij wordt, als adhd'er, overal ontslagen.' 


Telkens werden de zonen niet omschreven als mensen die last hadden van een ongemak, maar simpelweg als 'adhd'er'. De ziekte is een identiteit geworden.

Ziekte? 
Adhd is geen ziekte, maar een beschrijving van gedrag. Er is geen aanwijsbare medische oorzaak. Wie in een test scoort op symptomen als ongeconcentreerd, druk en beweeglijk, heeft 'het'. Ongelooflijk veel kinderen hebben het. In sommige schoolklassen de helft, vooral jongens.

Hoewel van ziekte geen sprake is, is er een effectief geneesmiddel: Ritalin. Het bestrijdt niet de oorzaken van het gedrag - welke dat ook zijn - maar onderdrukt de symptomen. 'Drukke' kinderen worden op slag rustiger. Het wondermiddel is zo verbluffend dat de verleiding voor ouders en leerkrachten wel erg groot is om aan te dringen op medicatie. De farmaceutische industrie is blij met die miljoenen slikkers. Onbekend is welke effecten dat jarenlange pillen slikken op den duur heeft.

Wanhoop
Er is de laatste tijd veel kritiek op de epidemische toename van adhd. Toch twijfelt niemand aan het bestaan van de symptomen. We kennen allemaal kinderen die geen seconde op hun stoel kunnen blijven, niet lijken te kunnen luisteren en niet langer dan twee seconden zijn geboeid door speelgoed. Jongens, vooral, die zich rollebollend, schreeuwend en vechtend een weg banen over het schoolplein. We kennen ook hun ouders, machteloos vermanend in de supermarkt, en hun zuchtende juf, die de stoorzenders op de gang zet. Begrijpelijke wanhoop.

Vorig jaar was er Laura Bat-stra, een psychologe die haar baan in de kinder- en jeugdpsychiatrie opzegde, omdat zij zich stoorde aan het gemak waarmee kinderen de diagnose adhd krijgen opgeplakt. 'adhd zegt iets over de draagkracht en tolerantie van de sociale omgeving van het kind', zei ze in Trouw. Nog verder ging kinderpsychiater Sjef Teuns - oprichter van de medische kinderdagverblijven, dus niet iemand die gedragsproblemen onderschat. Hij noemde adhd 'een waandiagnose, die de werkelijkheid verdoezelt'. 'Als je niet netjes in de maat loopt', zei Teuns, 'krijg je Ritalin.'

Kwajongensgedrag
En nu is er historica Angela Crott, die een boude bewering over adhd de wereld in slingert. 'Het diagnosticeren van drukke jongens als adhd'er is een uitwas van het burgerlijk beschavingsoffensief dat in de 19de eeuw is begonnen' - zo luidt een stelling bij haar dissertatie. Op 21 december hoopt ze te promoveren op haar onderzoek Van hoop des vaderlands naar adhd'ers. Ik ben benieuwd naar het boek, waarvan ik nu alleen de samenvatting ken. Crott keek in opvoedingsboeken, verschenen tussen 1882- 2005, naar het beeld van jongens. Aan de jongens zélf veranderde in ruim een eeuw niets, concludeert ze. Die bleven altijd hun lawaaiige, bonkige, ravottende, slonzige, impulsieve, opschepperige en hartveroverende zelf. Maar wat een eeuw geleden nog als kwajongensgedrag werd beschouwd, heet nu hinderlijk.

Dat ging sluipenderwijs. Voor 1945 was de jongen nog een 'erfprins des hemels' die nadat hij was uitgeravot een degelijke kostwinner moest worden. Na de oorlog, toen de bevolking in de steden toenam en het ouderlijk gezag taande, werd baldadigheid van jongens (nozems!) vaker als overlast ervaren. De feministen in de jaren '70 bestempelden jongensgedrag als 'agressief'. Vanaf de jaren '80 werd gedrag steeds vaker in psychologische termen beschreven, waardoor er vanzelf meer 'afwijkingen' ontstonden. Bovendien kwamen er meer eenoudergezinnen en stonden er minder mannen voor de klas, waardoor veel jongens een mannelijk rolmodel misten. De nadruk, op school, op zelfstandig werken en zelf-reflectie deed de rest: jongens gingen slechter presteren. De ideale jongen is tegenwoordig een meisje; de echte jongen een adhd'er.

Mooie historische analyse, die goed aansluit bij wat opvoedingsdeskundigen als Louis Tavecchio, Martine Delfos en Micha de Winter erover hebben geschreven. Het wordt nu tijd voor oplossingen en maatregelen. Red de jongen, hij is het waard...

Aleid Truijens is columniste bij de Volkskrant.


Naschrift van de blogredactie:
Hoewel er ontegenzeglijk iets voor het bovenomschreven standpunt is te zeggen, doet het artikel naar onze mening geen recht aan al die kinderen en volwassenen die door hun AD(H)D ernstig in hun functioneren en welzijn worden beperkt en die DANKZIJ ritalin of vergelijkbare medicatie toch een min of meer gelukkig leven kunnen leiden...

dinsdag 14 februari 2012

Gedrag Is Meer Dan Je Ziet

In het onderwijs worden leerkrachten steeds meer geconfronteerd met leerlingen die 'uitdagend' of 'ongepast' gedrag vertonen. Soms is het moeilijk vast te stellen of het gaat om een fase in de normale ontwikkeling van het kind, of dat er sprake is van risicovol, ontwrichtend gedrag.

Het is van groot belang dat leerkrachten beseffen dat gedragsproblemen niet alleen te wijten zijn aan de leerling. In duidelijke taal, met sprekende praktijkvoorbeelden en voorzien van recente onderzoeksgegeven legt Willem de Jong bloot welke factoren een rol kunnen spelen. Hij onderscheidt hierbij de domeinen 'de leerling', 'het gezin', 'de school' en 'de omgeving' en pleit voor een gedegen analyse van de totale situatie. Want wanneer gedragsproblematiek niet goed wordt onderkend en er niet professioneel op wordt gereageerd, gaan er nodeloos tijd en energie verloren.

Leidraad in het boek is: met kennis van zaken proactief werken. Anders gezegd: op grond van gegevens - en niet op grond van aannames - werken aan het professionaliseren van het pedagogisch en didactisch handelen.
Recensie(s)

De auteur behandelt de risicofactoren bij de leerling zelf, in het gezin, de school en de omgeving. De risicofactoren worden beschreven en er worden voorbeelden gegeven. De tekst bevat veel opsommingen die elkaar regelmatig overlappen, bijvoorbeeld van symptomen en risicofactoren. Een deel van de lijsten met symptomen komt uit het handboek van stoornissen, DSM-IV-TR. Speciale aandacht wordt besteed aan ADHD en de stoornissen ODD (oppositioneel opstandige gedragsstoornis) en CD (ernstige gedragsstoornis). Het gaat vooral om signalering en verwijzing.

In de grijze blokken staan veel voorbeelden. Het boek geeft veel en duidelijke informatie. Met name leerkrachten zullen van dit boek vooral leren dat de problematiek uiterst ingewikkeld is en dat ze nog veel meer kennis moeten vergaren om enigszins adequaat op de problemen te kunnen reageren.

Een boek dat als kennismaking met de problematiek vooral voor leerkrachten, jeugdleiders en andere professionele opvoeders geschikt is.

maandag 13 februari 2012

DE AANHOUDER WINT


Door: Suzan Otten-Pablos
Anna komt bij mij in de praktijk, omdat ze zich zorgen maakt over haar zoon met ADHD. Op school gaat het niet zo goed met hem en zoon krijgt steeds meer last van faalangst. Al snel wordt duidelijk dat er meer aan de hand is. Zoon is niet goed ingesteld op de medicatie, maar ook bij Anna zie ik kenmerken van ADHD. Omdat Anna hier zelf nog niet zo zeker van is gaat ze op zoek naar informatie over ADHD. En pas als Anna zich hierin herkent gaat ze op zoek naar een behandelaar.

Mijn vermoeden blijkt juist en Anna krijgt inderdaad de diagnose ADHD, evenals haar man en haar andere zoon. Deze diagnoses brengen veel goeds binnen dit gezin, omdat nu eindelijk duidelijk is waar de communicatieproblemen vandaan komen. Maar tegelijkertijd levert de ADHD voor Anna ook beperkingen op in haar dagelijkse functioneren. Juist nu Anna, en de rest van het gezin, goed is ingesteld op de medicatie en ze goed is voorgelicht over wat ADHD inhoudt.

Anna heeft praktische begeleiding nodig en om deze reden besluit Anna om een Persoonsgebonden Budget (PGB) aan te vragen. Ik help haar hierbij. Het is januari 2010 als we een indicatie aanvragen voor individuele begeleiding. Een maand later ontvangen we bericht dat Anna niet in aanmerking komt voor een PGB. De ADHD is niet ernstig genoeg en de beoordelaar verwacht dat de beperkingen als gevolg van de ADHD van Anna binnen een tijdsverloop van een jaar zullen verdwijnen.

ADHD gaat natuurlijk nooit over en daarom besluit Anna, mede op mijn advies, om in beroep te gaan tegen deze negatieve beslissing. Een maandenlange correspondentie volgt. En een jaar na de aanvraag krijgen we te horen dat de beslissing om Anna geen PGB toe te kennen gehandhaafd blijft.

Er wordt gesteld dat Anna niet uitbehandeld is en dat ze om deze reden een beroep moet doen op wettelijk voorliggende voorzieningen die voorgaan op AWBZ-zorg. Met andere woorden: Anna moet hulp vragen aan haar man. Maar de man van Anna heeft ook ADHD. En daarbij heeft hij naast ADHD ook depressieve klachten, waarvoor hij wordt behandeld. Diagnoseverklaringen, scores en adviezen worden stomweg genegeerd. De beoordeelaars blijven zeggen dat de man van Anna gezond is en dat hij daarom de gebruikelijke zorg aan Anna moet bieden.

Het moet gezegd; het verloop van deze zaak is zo tijdrovend en ontmoedigend, dat ik me voor kan stellen dat ieder weldenkend mens na een jaar gillend gek af zou haken. Maar ik stimuleer Anna om dit vooral niet te doen. Want de argumenten waarop het PGB is afgewezen kloppen gewoonweg niet en Anna heeft wettelijk gezien recht op een PGB.

En dus besluiten Anna en ik om gewoon vol te blijven houden en het verhaal door de rechtbank te laten beoordelen. In de rechtbank treffen we een tegenpartij die net iets te zelfverzekerd uitstraalt dit routineklusje ook wel even te zullen klaren. Maar we treffen gelukkig ook een rechter die het dikke dossier van Anna serieus heeft bestudeerd.

De rechter is van mening dat door te blijven stellen dat de man van Anna gezond is er geen recht wordt gedaan aan de bij hem gestelde diagnose ADHD. En ook concludeert de rechter dat de beoordelaars onvoldoende oog hebben gehad voor dreigende overbelasting van Anna vanwege de meerdere ADHD diagnoses binnen dit gezin.

Twee jaar na de aanvraag verklaart de rechtbank het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en er moet een nieuw besluit worden genomen met inachtneming van deze uitspraak. Anna heeft haar doel bereikt. Ze kan nu eindelijk de nodige respijtzorg inkopen via een PGB. En zo zie je maar weer. De aanhouder wint.

13/02/2012
http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=107



ADHD, ik ben er blij mee!

Afstudeer artikel Lotte de Kock                                                                                      “Surf op de golf, 
http://adhdmagazine.nl/                                                                                             Blijf bij het gevoel,
Zie hoe de golf hoger wordt,
Als de golf op zijn hoogst is, wordt hij weer kleiner,
Haal diep adem,
Surf op de golf totdat hij verdwijnt,
Je kunt blijven surfen tot het gevoel verdwijnt,
Jij kunt de baas blijven!”
(Honos-Webb & Drunen, 2008)

Hoe kan een maatschappelijk werker een jongere met ADHD begeleiden bij het leren benutten van de positieve kenmerken van ADHD? ADHD, wat doe jij er mee? Zo luidt de titel van een cursus voor jongeren met ADHD bij GGZ Breburg. 

Nou, heel veel dus! ADHD kenmerkt zich lang niet alleen door aandachts- en concentratiestoornissen, impulsiviteit en hyperactiviteit, zoals beschreven staat in de DSM-IV-TR. Naast deze kenmerken zijn er tal van positieve kenmerken en dus gaven die jongeren met ADHD bezitten. Zowel de jongere zelf als de gehele maatschappij kan veel aan deze eigenschappen hebben. De kunst is alleen, hoe kunnen jongeren deze eigenschappen bij zichzelf leren ontdekken en verder ontwikkelen

Beeld vanuit de maatschappij
Van de Nederlandse bevolking tussen de 18 en 44 jaar heeft 2,9% ooit in zijn of haar leven de diagnose ADHD gekregen (Trimbos Instituut, 2011). ADHD staat momenteel erg in de belangstelling van de media. Over het algemeen wordt ADHD geschetst als hyperactief, impulsief en moeite met concentreren.

Deze schets komt voort uit de DSM-IV-TR. In de volksmond wordt er vaak gezegd ‘Alle Dagen Heel Druk’. Als het gaat over een jongere met ADHD, praat niemand over die creatieve, enthousiaste, vastberaden jongere met zijn goede inlevingsvermogen. Waar ik zelf tijdens mijn onderzoek erg van schrok, was het feit dat ik op Google afbeeldingen zocht op ‘ADHD’ en op ‘positieve kenmerken van ADHD’ en voornamelijk plaatjes tegenkwam van kinderen met een pilletje op hun tong en kinderen die streng werden toegesproken.

Ook binnen de hulpverlening gebeurt er veel op het gebied van ADHD. Zo komt men met diëten, medicijnen, therapieën, oftewel van alles om ervoor te zorgen dat de ADHD-ers weer ‘in de pas’ van de huidige maatschappij gaan lopen. “Men spreekt vaak pas van een stoornis als andere mensen uit de omgeving van de persoon last ervaren van het gedrag van de persoon” (Weterings, 2011). Hierdoor is de hulpverlening vaak gericht op het zo snel mogelijk laten afnemen van het in de ogen van de omgeving vervelende gedrag, zoals het drukke gedrag wat vaak onderdrukt wordt door Ritalin.

Stigmatisering
De GGZ is in Nederland al vele jaren bezig om mensen met psychische aandoeningen als volwaardige burgers aan het gewone leven te kunnen laten deelnemen, onder de noemer vermaatschappelijking. Onder de bevolking zijn er verschillende negatieve beelden aanwezig over mensen met psychische aandoeningen, zoals: – “Mensen met een psychische aandoening zijn gevaarlijk. – Zij zijn onvoorspelbaar en daarom niet in staat om op een aanvaardbare manier sociale rollen te vervullen. – Zij zijn zelf verantwoordelijk voor hun toestand. – Psychische aandoeningen zijn chronisch en hebben een slechte prognose (Hayward & Bright, 1997)” (Korevaar & Droes, 2008, p. 51)

Daarnaast wordt gezegd dat ze “onaantrekkelijk, lui, minderwaardig, onsympathiek en moeilijk in de omgang zijn, kortom ‘all things bad’ (Warner, 2001)” (Korevaar & Droes, 2008, p. 51). Een voorbeeld dat specifiek betrekking heeft op ADHD-ers is dat het negatieve beeld heerst, dat ze niet willen. “Vaak krijgen ze te horen: ‘Je kunt dat beter, als je maar meer je best doet,’ maar dit is niet waar” (Hoopmann, 2010, p. 45).

ADHD is geen probleem van de wil, maar dit wordt vaak wel zo geschetst door de omgeving, wat dus zorgt voor een stigma. Als men spreekt van een stoornis, betekent dat echter vaak dat de positieve kanten over het hoofd gezien worden. Ieder mens is namelijk een unieke combinatie van sterke punten, zwakke punten, vaardigheden en interesses, wat dus ook geld voor mensen met ADHD. (Honos-Webb & Drunen, 2008)
Wat zijn nu eigenlijk de ‘positieve kenmerken’ van ADHD?

Het etiket ADHD legt de nadruk op de negatieve kenmerken van de ‘stoornis’. Maar er kleven ook positieve kenmerken aan deze diagnose. De positieve kenmerken van ADHD kunnen worden ingedeeld in vijf talenten. Deze talenten zijn creativiteit, uitbundigheid, emotionele gevoeligheid, inter-persoonlijke intuïtie en ecologisch bewustzijn (Honos-Webb & Drunen, 2009).

Herkenbaarder houdt dit in dat mensen met ADHD vaak beschikken over een grote creativiteit, humor, spontaniteit, openheid, veel energie en enthousiasme, gevoeligheid en zorgzaamheid, en ze beschikken vaak over een zeer goed inlevingsvermogen. Verder worden intelligentie, charme, zeer geconcentreerd bezig kunnen zijn (hyperfocus), passie, betrouwbaarheid en ernst, eerlijkheid, avontuurlijkheid, vastberadenheid en liefde voor dieren en natuur genoemd als belangrijke gaven van mensen met ADHD (Taylor & Ridder, 2009). Ook kleurgevoeligheid wordt genoemd als kenmerk, wat op een positieve manier ingezet kan worden (Van Mill, 2011).

Gekeken naar het arbeidsperspectief, kunnen mensen met ADHD door deze kwaliteiten vaak goed multitasken, waardoor ze inzetbaar zijn bij verschillende werksoorten, zaken bekijken vanuit een breed perspectief, oftewel het totaalplaatje zien. Vaak zijn het echte ‘deadline-junks’, die een onverwachte spoedopdracht goed aankunnen. Daarnaast kunnen ze goed ‘out-of-the-box’ denken, zijn ze bevlogen in wat ze doen en kunnen ze goed werken in crisissituaties (Koninklijke Vereniging MKB-Nederland, 2011). Dit omdat ze goed kunnen improviseren, goed zijn in het direct nemen van beslissingen en in het vinden van nieuwe oplossingen.

Op sociaal gebied komt naar voren dat ze vaak niet lang boos zijn, zeer gemakkelijk praten, spontaan en gezellig zijn en dus leuke energieke personen zijn om mee om te gaan (De Windroos, 2011).
Hoe gaat het nu in de hulpverlening?

Uit interviews, ervaringen en belevingen binnen de jongerenhulpverlening is gebleken dat er in de jongerenhulpverlening uitgegaan wordt van de krachten van de jongeren, maar onvoldoende gebruik gemaakt wordt van de positieve kenmerken van ADHD. De oorzaak hiervan kan liggen in het feit dat er over het gebruik van de positieve kenmerken van ADHD bijna geen literatuur te vinden is en er in de opleiding niets over naar voren komt. Daarnaast kan het liggen aan het feit dat ADHD niet tot de specialisatie van de jongerenhulpverlening behoort en jongerenhulpverleners hier dus niet volledig in geschoold zijn.

Op specialistische ADHD afdelingen in het ziekenhuis wordt er namelijk wel veel nadruk op de positieve kenmerken gelegd. Hierbij wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de cognitieve gedragstherapie. Op deze afdelingen maken ze veel gebruik van de positieve kenmerken van ADHD, omdat cliënten altijd al horen wat slecht is en zelf vaak heel negatief zijn. De hulpverleners willen hiermee bereiken dat de cliënten een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen ontwikkelen (Van Mill & Van Oss, 2011).

De effectiviteit hiervan is bewezen door een specialist op het gebied van ADHD, Dokter Derksen, werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis te Amstelwijck op de afdeling psychiatrie. Momenteel wordt er in de cursus ‘ADHD, wat doe jij ermee’ van GGZ Breburg ook aandacht geschonken aan de positieve kenmerken van ADHD. Deze aandacht is echter minimaal. Ze laten de jongeren een oefening maken waarin de positieve kenmerken vermeld staan en ze moeten nadenken over de positieve kanten die bij henzelf horen. Voor de jongeren is dit binnen de cursus helaas de enige informatie over de positieve kanten van ADHD

Agogisch voorstel
Maatschappelijk werkers moeten in de jongerenhulpverlening meer aandacht besteden aan de positieve kenmerken van ADHD om te voldoen aan hun missie. Deze missie luidt: “maatschappelijk werkers helpen individuele cliënten tot hun recht te komen als mens en burger, door met deze mensen te werken aan het verbeteren en uitbreiden van hun competenties om op die manier hun sociaal functioneren te versterken” (Jagt & Dijkman, 2006, p. 11).

Het gebruik maken van de positieve kenmerken kan de cliënten helpen om zijn sociaal functioneren te versterken. Het is van belang dat de focus niet op problemen en tekorten gelegd wordt, maar dat er juist gekeken wordt naar de mogelijkheden en krachten van de individuele mens, waarbij het een tekortkoming van de hulpverlening zou zijn als de positieve kenmerken van ADHD niet benut zouden worden. Hieronder beschrijf ik hoe deze kenmerken benut kunnen worden

Theoretisch denkkader: empowerment!
Ten eerste is het van belang tijdens de gehele hulpverlening uit te gaan van het theoretisch denkkader empowerment. Het doel hiervan is de jongere extra te bekrachtigen in zijn ontwikkelingen. Dit doe je door het vergroten van de individuele hulpbronnen van de jongere en door de jongere bewust te maken van zijn eigen mogelijkheden en hem te leren deze te gebruiken (Vries de, 2004). Dit vraagt om een positieve basishouding van de hulpverlener. Hier in staat het krachtenperspectief centraal, niemand wordt opgegeven of krijgt het etiket van “hopeloos” / “onbereikbaar”, alle mensen bezitten de capaciteit om te leren, groeien en veranderen.

Daarnaast sta je als hulpverlener open voor de potentiële krachten van iedereen en doe je hier ook expliciet appèl op. De hulpverlening gaat altijd uit van de minst ingrijpende zorg. Verder staat de relatie tussen de jongere en de hulpverlener centraal. Dit vraagt van de hulpverlener presentie en respect. Evenals aandacht in de zin van ontmoeting, nabijkomen en echtheid. Ook het tonen van openheid en ongehaastheid behoren tot deze positieve basishouding.

Als laatste aspect is partnerschap van groot belang. De hulpverlener toont hierin betrokkenheid, gelijkwaardigheid, verbinding, wederkerigheid en past de interventies aan op de jongere die voor hem zit (Regenmortel van, 2009). Dit theoretisch denkkader is geschikt, omdat het de persoon weer bekrachtigt in wat hij is en wil. In combinatie met het zich bewust worden van zijn positieve kenmerken ontwikkelt de persoon zich tot een krachtige zelfbewuste persoonlijkheid.

Hieronder zal ik enkele concrete aanbevelingen doen in de vorm van te nemen stappen, hoe maarschappelijk werkers aandacht kunnen besteden aan de positieve kenmerken van ADHD

Stap 1. Psycho-educatie.
De eerste stap van de begeleiding moet bestaan uit psycho-educatie, oftewel het aanbieden van informatie over ADHD op een onderwijzende manier. Deze educatie moet gegeven worden aan zowel de jongere als aan belangrijke naasten. Wie dit zijn, moet samen met de jongere bepaald worden. Tijdens de psycho-educatie stel je eerst de vraag: wat vind je leuk aan het hebben van ADHD? Dit omdat jongeren vaak alleen de vervelende kanten kennen. Daarna geef je hier educatie over.

De volgende vraag die je stelt is: welke vervelende kanten ken je van ADHD? Waarna je ook daar educatie over geeft (Van Mill, 2011). Het doel van de psycho-educatie is in dit geval het ingang zetten van een perspectief verandering, namelijk ADHD van probleem naar talent.

Stap 2. Sterkte/zwakte analyse.
De tweede stap van de begeleiding moet bestaan uit het samen met de jongere maken van een sterkte/zwakte analyse over de kenmerken van ADHD van de desbetreffende jongere. Daarna ga je in gesprek over onderstaande vragen en de gemaakte analyse.
Welke sterke en zwakke kanten kun je aan elkaar verbinden?
Kun je door een balans tussen deze twee te vinden er een positieve eigenschap van maken?

Stap 3. Cognitieve gedragstherapie.
Vervolgens moet er gebruik gemaakt worden van de cognitieve gedragstherapie, omdat de cliënt zo zijn eigen gedrag en gedachten kan herlabelen. Om te beginnen kunnen we de kenmerken van ADHD die als hinderlijk worden gezien, herlabelen naar positieve eigenschappen, namelijk:
- Mentale afwezigheid -> creativiteit
- Hyperactiviteit -> uitbundigheid
- Emotionele uitbarstingen -> intense gevoeligheid
- Sociale problemen -> interpersoonlijke intuïtie (Honos-Webb & Drunen, 2009).

Op deze manier kan de cliënt opnieuw beginnen en alles ordenen voor zichzelf. Deze therapievorm richt zich op het gedrag en de gedachten van de cliënt die er voor zorgen dat de symptomen ontstaan. Een uitgangspunt van deze theorie is dan ook dat gedachten, gevoelens en gedrag de problemen veroorzaken.

Het doel van deze therapievorm is het doorbreken van deze vicieuze cirkel, door middel van het veranderen van irrationele en destructieve gedachten van de cliënt, met als doel het leiden tot productiever gedrag.

Dit onder andere door het ter discussie stellen en identificeren van gedachten die leiden tot probleemgedrag. Bij deze therapievorm worden grote gedragsveranderingen opgedeeld in kleine, overzichtelijke stukjes, waardoor de cliënt gemotiveerd blijft. Dat deel van de cognitieve gedragstherapie dat gebruikt moet worden, heet ook wel cognitieve herstructurering. Verder komen vanuit de cognitieve gedragstherapie de volgende belangrijke punten naar voren:

Accepteer wie de cliënt is, maar stel grenzen, geloof dat verandering mogelijk is en ben betrokken. Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van de interesses van je cliënt en zie de cliënt niet als opstandig, maar als onafhankelijk.

  • Herkader de diagnose: als je het als een gave ziet, zal de jongere meer gemotiveerd zijn, omdat jij de symptomen die andere zo problematisch vinden, juist positief benadert. Verander dus als hulpverlener je eigen cognitieve interpretatie.
  • Zorg ervoor dat je cliënt zijn zelfvertrouwen terugwint, denk aan een eventueel ontwikkelde selfhandicapping. Dit doe je door het vermijden van afwijzing (onvoorwaardelijke acceptatie/positieve waardering) en van negatieve feedback.
  • Moedig de cliënt aan door hem te leren zichzelf een complimentje te geven en interpreteer zijn huidige gedrag als positief en benadruk de dingen die de cliënt goed doet. Geef de cliënt verantwoordelijkheid voor bepaalde aspecten die hem interesseren. Je geeft de cliënt zo de boodschap dat je hem verantwoordelijkheid toevertrouwt en dat je rekent op een goede afloop. Gebruik dit in plaats van straffen.
  • Verander de omgeving van de cliënt naar een passende omgeving die recht doet aan de talenten die je cliënt heeft. – Zie de verschillen, niet de stoornis. Waardeer de overmaat aan energie van je cliënt en help de cliënt dit te sturen. Ontwikkel de emotionele intelligentie van de cliënt.
  • Kom op voor de sterke kanten van je cliënt, bekijk de wereld eens door de ogen van je cliënt, laat de eisen aan prestatie los, trek het begrip succes breder, ben flexibel, ben een coach, leg de nadruk op procedureel leren en respecteer de klachten van de cliënt (Honos-Webb & Drunen, 2009 & Honos-Webb & Drunen, 2008)

Stap 4.
Oefeningen om de positieve kenmerken van ADHD te ontwikkelen. Daarna is het van belang dat je de jongere oefeningen aanleert om de positieve kenmerken van ADHD te ontwikkelen. Voor de overmaat aan energie kan dit bijvoorbeeld door aan de cliënt te vragen op welke plaats in zijn lichaam hij zijn energie voelt, hoe groot deze is, wanneer het groter wordt, wat er dan gebeurt, wanneer het kleiner wordt, wat er daarvoor gebeurt, wat er op dat moment gebeurd en wat er daarna gebeurd (HonosWebb & Drunen, 2008)

Stap 5.
Welke positieve kenmerken kunnen we gebruiken om problemen op te lossen? Als laatste stap is het belangrijk uit te zoeken welke positieve kenmerken gebruikt kunnen worden om problemen op te lossen. Het is van belang dat de hulpverlener met de cliënt uit gaat zoeken wat het probleem is, welke positieve kenmerken van de cliënt hierbij kunnen helpen en op welke manier dit ingezet kan worden om het probleem op te lossen.

Wat is het probleem? Ik betaal steeds rekeningen te laat, omdat ik het overzicht kwijt raak. Wat is het positieve kenmerk van de cliënt dat hierbij kan helpen? Zijn kleurgevoeligheid. Op welke manier kunnen we zijn positieve kenmerk inzetten om het probleem op te lossen? Door het ordenen van zijn administratie door middel van kleuren. Groen = betaald en rood = niet betaald (Van Mill, 2011)

De Eigen Kracht-conferentie.
Indien nodig vind ik het vervolgens van belang dat na bovenstaande interventies gebruik gemaakt wordt van het besluitvormingsmodel: De Eigen Kracht-conferentie. Ik vind dat de eigen kracht van het netwerk van de cliënt niet onderschat moet worden en juist gebruikt moet worden. Daarnaast is het een feit dat negen van de tien conferenties slagen. Buiten deze argumenten wordt het gebruik hiervan steeds van groter belang door een recente wetswijziging.

Deze wetswijziging houdt in dat er voortaan eerst gekeken moet worden naar de eigen krachten van de cliënt en zijn netwerk en dat zij de kans moeten krijgen eerst zelf een plan van aanpak op te stellen, alvorens er maatregelen worden genomen door Bureau Jeugdzorg (Voordewind & Dijsselbloem & Dibi, vergaderjaar 2010-2011 & Voordewind, vergaderjaar 2010-2011).

Conclusie:
In dit artikel komt duidelijk naar voren dat en hoe maatschappelijk werkers in de jongerenhulpverlening meer aandacht moeten besteden aan de positieve kenmerken van ADHD om te voldoen aan hun missie. Om dit voor elkaar te krijgen moet de hulpverlener in staat zijn om contact te leggen met de cliënt, een samenwerkingsrelatie aan de gaan met de cliënt en dit als leerproces te hanteren, situatiegericht en planmatig kunnen werken, zich richten op de competentieontwikkeling van de cliënt, methodisch niet eenkennig zijn en in staat zijn tot het signaleren van actief probleemveroorzakende of probleemversterkende factoren.

Als een hulpverlener deze competenties bezit, kan hij of zij de bovenstaande benaderingswijze uitvoeren en het agogisch voorstel gebruiken om jongeren te ondersteunen bij het leren kennen en ontwikkelen van de positieve kenmerken van ADHD. Maatschappelijk werkers, waar wachten we nog op?

vrijdag 10 februari 2012

Pelsser Voeding en Gedrag (PVG)-dieet


ADHD wordt in 60 procent van de gevallen veroorzaakt door overgevoeligheid voor gewone voedingsmiddelen. Dat stelt Lidy Pelsser, die op 10 oktober 2011 promoveerde op haar onderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Pelsser deed verschillende onderzoeken onder ruim 150 kinderen. Ongeveer de helft volgde een streng eliminatiedieet. De andere helft, de controlegroep, bleef eten zoals ze gewend waren. Pelsser bepaalde of het dieet effect had op ADHD-symptomen aan de hand van vragenlijsten die werden ingevuld door de ouders en bij een deel van de kinderen ook door de leerkracht.

Bij het eliminatiedieet mogen kinderen de eerste weken slechts een klein aantal voedingsmiddelen eten, zoals rijst, bloemkool en peer. Vervolgens worden stap voor stap voedingsmiddelen toegevoegd, waarna steeds wordt gekeken hoe het kind reageert. Zo wordt voor elk kind individueel bepaald welke voedingsmiddelen ADHD veroorzaken.

Pelsser vindt dat in de diagnostiek voortaan onderscheid gemaakt moet worden tussen klassieke ADHD en 'food-induced' ADHD.Het eliminatiedieet voor kinderen van 2 tot 15 jaar met ADHD beoogt het drukke gedrag van deze kinderen te normaliseren en daardoor medicijngebruik overbodig te maken. Wanneer na individueel onderzoek blijkt dat de ADHD-symptomen worden 'getriggerd' door voeding, wordt een hypoallergeen basisdieet voorgeschreven. Dit wordt vervolgens individueel proefondervindelijk uitgebreid. In vijf weken wordt zo een effectief dieet op maat vastgesteld.

Oordeel Erkenningscommissie Interventies

Onderzoek toont aan dat het PVG-dieet - zoals deze is beschreven in onderstaand werkblad - bewezen effectief is in het aanzienlijk verminderen van de ADHD-symptomen voor een deel van de kinderen met ADHD. Bepaalde vragen in de onderbouwing blijven onbeantwoord, zoals waarom het dieet werkt. Ook over de mogelijk schadelijke effecten van het beperkte dieet is onvoldoende bekend.

Daarnaast beveelt de multidisciplinaire richtlijn ADHD aan om terughoudend te zijn met het stellen van de ADHD-diagnose vóór de leeftijd van 6 jaar, omdat dit vaak niet betrouwbaar gedaan kan worden.)

Doel
Het PVG-eliminatiedieet heeft één hoofddoel: door het gebruik van het dieet zijn de symptomen van de kinderen met ADHD/ODD aanzienlijk verminderd, dan wel verdwenen. Hierdoor zijn de kinderen (vrijwel) klachtenvrij en kan medicatiegebruik worden voorkómen.

Doelgroep
De interventie is bedoeld voor kinderen van twee tot maximaal vijftien jaar, met symptomen van ADHD en ODD volgens DSM-IV.

De symptomen worden vastgesteld aan de hand van vragenlijsten. Co-morbiditeit met andere gedragsproblemen en/of lichamelijke klachten is geen bezwaar.

Aanpak
Het standaarddeel van de interventie neemt maximaal twee maanden in beslag en bestaat uit drie delen: een algemeen intake-deel, een kinderpsychiatrisch deel en een dieetdeel. Wanneer uit de twee eerste delen van de interventie duidelijk is geworden dat het kind tot de doelgroep behoort, kan het dieetdeel worden uitgevoerd.

Kind en gezin starten eerst met een inventarisatieperiode om de normale voedingspatronen en het gedrag in kaart te brengen. Daarna krijgt het kind een op maat gemaakt uitgebreid eliminatiedieet voorgeschreven, wat na twee weken zo nodig 'op maat' wordt aangepast. Deze fase duurt maximaal 5 weken. Tijdens de gehele interventie houden de ouders een uitge-breid dagboek bij.

Kinderen die na de periode van vijf weken geen gedragsverbetering vertonen, mogen weer alles eten en worden verwezen naar andersoortige therapie. Kinderen die een gedragsverbetering van minstens 40% vertonen, gaan verder met een vervolgtraject, waarin wordt vastgesteld op welke voedingsmiddelen de kinderen reageren en op welke niet. Het PVG-dieet wordt dus bij deze kinderen steeds verder gevarieerd. Het vervolgtraject behoort niet tot het standaarddeel. De duur verschilt per kind

Materiaal
Er is een PVG-protocol waaraan de behandelaars strikt de hand houden.


Onderzoek Effectiviteit
Er zijn vier Nederlandse onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van het PVG-dieet op ADHD en ODD: twee ontwikkelingsonderzoeken en twee RCT's. Bij de onderzoeken zijn wisselende leeftijdsgroepen betrokken, allen in de range van 2 tot 15 jaar.

Uit alle onderzoeken blijkt het PVG-dieet even effectief te zijn: ADHD en ODD verdwijnen bij meer dan 60% van de kinderen. De effectgroottes (Cohen's d) variëren in de twee RCT's van 1,1 tot 2,1, wat wijst op zeer grote effecten (de effecten van medicatie variëren van 0.5-0.9).

Ook zijn 6 buitenlandse RCT's uitgevoerd, waarbij de invloed van een vergelijkbaar dieet werd onderzocht op ADHD. Ook deze onderzoeken resulteerden in vergelijkbare effecten, met een gemiddelde effectgrootte van 1.6.

Uitgebreide beschrijving
Pelsser Voeding en Gedrag (PVG)-dieet (html, printversie)

Ontwikkeld door
Dr. L.M.J. Pelsser, wetenschappelijk onderzoeker
ADHD Research Centrum
Liviuslaan 49
5624 JE Eindhoven
E-mail: lmjpelsser@worldmail.nl
Telefoon: 040 2488393

Erkend door
Erkenningscommissie Interventies Deelcommissie jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie d.d. 03/01/2012

Oordeel: Bewezen effectief (Onderzoek toont aan dat het PVG-dieet - zoals deze is beschreven in onderstaand werkblad - bewezen effectief is in het aanzienlijk verminderen van de ADHD-symptomen, voor een deel van de kinderen met ADHD. Bepaalde vragen in de onderbouwing blijven onbeantwoord, zoals waarom het dieet werkt. Ook over de mogelijk schadelijke effecten van het beperkte dieet is onvoldoende bekend. Daarnaast beveelt de multidisciplinaire richtlijn ADHD aan om terughoudend te zijn met het stellen van de ADHD-diagnose vóór de leeftijd van 6 jaar, omdat dit vaak niet betrouwbaar gedaan kan worden.)

woensdag 8 februari 2012

Actie Impuls tegen rijbewijskeuring

Mensen met ADHD of autisme moeten bij hun rijbewijsaanvraag melden dat zij deze diagnose hebben. De rest van hun leven moeten zij vervolgens iedere drie jaar op eigen kosten worden gekeurd.

Een dure en onterechte maatregel, omdat onderzoek uitwijst dat mensen met ADHD-medicatie even goed rijden als de gemiddelde Nederlander. Het Ministerie van Infrastructuur & Milieu en het CBR kunnen niet aangeven of de maatregel daadwerkelijk leidt tot minder ongelukken.

GGZ-organisatie The Busy People en belangenvereniging Impuls zijn daarom een landelijke actie gestart om minister Schultz en het CBR met de feiten te confronteren.

Via een online vragenlijst worden alle volwassenen met ADHD en autisme naar hun ervaringen gevraagd. De resultaten zullen over twee weken worden aangeboden aan de minister, die onlangs ook al enkele Kamervragen van de SP over dit onderwerp kreeg.

De vragenlijst is te vinden op: Vragenlijst Rijbewijskeuring

maandag 6 februari 2012

SPIEGELEN

Door: Suzan Otten-Pablos

Het loopt niet helemaal lekker tussen zoon en de chef van school. Zoon voelt zich onbegrepen door chef. En chef heeft op zijn beurt moeite met het gedrag van zoon. Chef heeft daarom een oplossing bedacht voor het probleem. Zoon en chef moeten maar niet meer bij elkaar in de buurt komen.

Zelf had ik deze simpele oplossing nooit kunnen bedenken. Want voor mij zijn scholen gebouwen waarin kinderen komen om wat te leren. Leren in de breedste zin van het woord. En hiermee bedoel ik niet alleen het leren voor de symbolen die uiteindelijk op het rapport zullen verschijnen. Nee, ik bedoel hiermee ook het leren omgaan met elkaar en het leren omgaan met situaties.

In mijn beleving leren kinderen van voorbeelden. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat ouders en school samenwerken. Samen een spiegel voorhouden aan het kind. Samen uitleggen dat een kind niet iedereen even aardig hoeft te vinden. Dat het een voorkeur mag hebben. Dat het niet hoeft te doen alsof, maar dat het wel leert om samen te werken met minder leuke mensen. Dat hoort bij het leven en wordt verdraagzaamheid genoemd.

Op het moment dat ik besefte dat chef en ik nooit samen een voorbeeld zouden geven was er bij mij dan ook heel even een moment van ontreddering. Want ondanks dat ik alles deed om het voor zoon makkelijker te maken, werd het eigenlijk allemaal alleen maar moeilijker. Zoon zou op deze manier dezelfde slechte herinneringen overhouden aan zijn schooltijd als ik. En bij deze gedachte kwamen er heel veel tranen.

Maar met deze manier van denken maak ik er ook een onoverkomelijk probleem van. Door zielig in een hoekje te gaan zitten piekeren zal er niets veranderen. Daar help ik zoon niet mee. Het zal alleen maar veel tijd in beslag nemen. Tijd die ik veel liever wil omzetten in daden. Piekeren maakt me alleen maar passief en minder betrokken. En daarom zal ik zelf het heft in handen moeten durven nemen.

Vanuit dit perspectief kijken is eigenlijk veel simpeler. Perceptie is projectie. Meer niet. En dat is niet het probleem van zoon. Dat is het probleem van chef. En hier zal ik zoon in moeten coachen. Chef kan vinden dat zoon faalt, maar dat vindt hij omdat zoon zich niet naar zijn maatstaf gedraagt. Want falen bestaat eigenlijk helemaal niet. Falen is alleen maar de mening van iemand anders die roept; "doe je best, maar wel op mijn manier".

Wat ik mijn kinderen mee wil geven is trots. En succes is voor mij simpelweg niet de enige acceptabele maatstaf. Het enige waar kinderen echt iets van leren zijn mislukkingen. Zoon moet dus leren dat falen niet bestaat en dat het gevoel dat hier op lijkt alleen maar wordt veroorzaakt door de afkeuring en spot van anderen die hem zijn eigen mening niet gunnen.

Chef mag zoon dus best eigenaardig, zelfzuchtig en opstandig vinden. We leven in een vrij land. Maar op mijn beurt zal ik mijn kinderen leren dat ze hierover ook hun schouders op kunnen halen. Dat dwaze regels en tradities nooit zullen verdwijnen, maar dat het ook niet verplicht is om hier deel van uit te maken.

Deze onafhankelijke en vastberaden houding zal bij chef waarschijnlijk vijandigheid oproepen. Ook hier ben ik op voorbereid. Beperkingen zijn over het algemeen doorslaggevender dan mogelijkheden en kinderen die niet meedoen aan deze 'doe je best onzin' worden vaak als lastpakken beschouwd. Ouders van deze kinderen trouwens ook.

Maar dat is voor mij geen excuus. Want een kind dat steeds maar weer als rups wordt benaderd zal nooit een mooie vlinder worden. Er is voor mij daarom dan ook maar één manier om mijn kinderen eigenwaarde en zelfvertrouwen mee te geven. En dat is door zelf zo te zijn.

http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=104

ADHD en autismespectrumstoornissen

Autismespectrumstoornissen hebben drie kenmerken:
  • kwalitatieve beperkingen in sociale interacties, bijvoorbeeld beperkt non-verbaal gedrag, beperkte relaties met leefijdgenoten;
  • kwalitatieve beperkingen in de communicatie, zoals achterstand in de taalontwikkeling of beperkingen in het beginnen of onderhouden van een gesprek met anderen; 
  • beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten. Dat kan zich bijvoorbeeld uiten in een abnormale, intensieve belangstelling voor één thema, of het lijken 'vast te zitten' aan een bepaalde routine of ritueel.
Binnen het autismespectrum vallen stoornissen als klassiek autisme, PDD-NOS (atypisch autisme) en de stoornis van Asperger.

Behandeling met medicijnen:
De ADHD-richtlijn adviseert bij het gelijktijdig voorkomen van ADHD en een autismespectumstoornis pas na zorgvuldige afweging stimulerende psychofarmaca voor te schrijven. De beoordeling van het effect en de bijwerkingen vraagt specifieke expertise. Er is volgens de richtlijn slechts beperkte onderbouwing voor de effectiviteit van stimulantia op ADHD-symptomen bij kinderen met een autismespectrumstoornis. Daar komt bij dat kinderen met een autismespectrumstoornis mogelijk gevoeliger zijn voor de bijwerkingen van stimulantia, zoals sociale isolatie en prikkelbaarheid.

In een overzicht van werkzame behandelingen van ADHD met angststoornissen wordt ook een onderzoek aangestipt naar de werking van het geneesmiddel atomoxetine bij kinderen met ADHD en een autismespectrumstoornis (Manassis 2007). Gebruik van atomoxetine leek bij deze kinderen de ADHD-symptomen te verminderen. Er bleek echter een groot aantal deelnemers (42 procent) te stoppen met het middel vanwege negatieve bijwerkingen.

Volgens de ADHD-richtlijn worden bepaalde antipsychotica vaak voorgeschreven aan kinderen met ADHD en een autismespectrumstoornis. De effectiviteit van antipsychotica bij deze kinderen is echter nog onvoldoende onderzocht. Uit onderzoek komen aanwijzingen naar voren dat het antipsychoticum risperidon enig effect lijkt te hebben op vermindering van hyperactief gedrag en, volgens de ouders, een groter effect op vermindering van prikkelbaarheid en agressie.

Bronnen
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ (2007), 'Multidisciplinaire Richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen. Samenvatting'. Utrecht, Trimbos-instituut.
Manassis K. (2007), 'When attention-deficit/hyperactivity disorder co-occurs with anxiety disorders: effects on treatment', in: 'Expert Review of Neurotherapeutics', jaargang 7, nummer 8, p.981-988.
Verhulst, F. en F. Verheij (red.) (2000), 'Kinder- en jeugdpsychiatrie: onderzoek en diagnostiek'. Assen, Van Gorcum.
Verhulst, F., F. Verheij en R. Ferdinand (2003), 'Kinder- en jeugdpsychiatrie: psychopathologie. Handboek, deel 1'. Assen, Van Gorcum.


zaterdag 4 februari 2012

Levend in Aandacht...: Mindful omgaan met Plagen en Pesten

Levend in Aandacht...: Mindful omgaan met Plagen en Pesten: Mindful omgaan met plagen en pesten combineert een middeleeuws verhaal met meditatieve werkvormen op maat voor kinderen. Het hoofdpersonage ...

donderdag 2 februari 2012

Adhd heeft verschillende verschijningsvormen

Adhd is geen afgebakende ontwikkelingsstoornis, maar een syndroom van tenminste drie neurobiologische subtypen. Dit zegt neuropsycholoog Patrick de Zeeuw in het proefschrift waarop hij promoveerde aan het UMC Utrecht.

Wat was de aanleiding voor uw onderzoek?
‘Mijn kernvraag was: hoe kunnen we de biologische oorzaken van adhd vinden? Elke psycholoog of psychiater weet: het ene kind met adhd dat de spreekkamer binnenloopt is het andere niet. De verschillen in gedrag zijn opvallend groot. Maar op de een of andere manier gaan veel wetenschappers nog altijd uit van één afgebakende afwijking waarvoor één plek in de hersenen zou moeten kunnen worden aangewezen. Na de ontdekking dat adhd voor 77 procent door erfelijke factoren wordt bepaald, dachten wetenschappers dat ze de genen die hier mee te maken hebben heel snel zouden vinden. Maar tot nu toe zijn er nog maar heel weinig van deze genen gevonden. Mijn stelling is dat wetenschappers er niet veel meer zullen vinden als ze op de huidige manier blijven zoeken.’

Wat moeten wetenschappers dan anders gaan doen?
`Ze moeten heel goed gaan kijken naar de neurobiologische verschillen die er bestaan tussen mensen met adhd. Alleen dan kunnen we die boel eindelijk eens gaan ontwarren. Mijn onderzoek maakt aannemelijk dat er inderdaad verschillende vormen van adhd bestaan. Ik heb zelf drie subtypen beschreven, maar het zouden er natuurlijk meer kunnen zijn.’

Welke drie subtypen zijn dit en hoe heeft u ze gevonden?
‘Ik ben uitgegaan van de drie psychische functies waar kinderen met adhd meer moeite mee zouden hebben dan andere kinderen: het controleren van het eigen gedrag, het reageren op beloningen en het omgaan met het begrip tijd. Uit testjes die ik de kinderen liet doen, bleek echter dat de meeste kinderen met adhd slechts moeite hadden met één van deze drie functies. Welke functie dit was verschilde sterk per kind. Op de twee andere functies scoorden ze net zo goed als de controlegroep. Aangezien we weten dat elke onderzochte functie te maken heeft met een ander gebied in de hersenen, betekent dit volgens mij dat er waarschijnlijk neurobiologische verschillen bestaan tussen mensen met adhd onderling.’

Betekent dit dat er ook drie verschillende soorten behandeling moeten komen?
Ik vind het eerlijk gezegd nog veel te vroeg om hier iets over te zeggen. Maar uiteindelijk zou je misschien meer maatwerk kunnen bieden. Bij gedragstherapie bij kinderen is beloning bijvoorbeeld een heel belangrijk onderdeel en kan het zinvol zijn om te weten of een kind wel of niet beloningsgevoelig is.

In uw proefschrift roept u wetenschappers op om zich niet langer blind te staren op genen, maar ook te gaan kijken naar omgevingsfactoren. Waarom?
‘Omdat wij van omgevingsfactoren nog vrijwel niets weten terwijl ze wel degelijk een rol spelen bij de ontwikkeling van psychiatrische stoornissen, naast de genetische factoren die natuurlijk ook heel erg belangrijk zijn. Als de moeder tijdens de zwangerschap rookt of alcohol drinkt, heeft dit bijvoorbeeld invloed op gebieden in de hersenen die ook betrokken zijn bij het ontstaan van adhd. Hoewel dit soort onderzoek heel kostbaar en ongelofelijk complex is, denk ik dat we er niet omheen kunnen.’

Lidy Pelsser promoveerde onlangs op de relatie tussen voeding en adhd. Wat vindt u van de uitkomsten van haar onderzoek?
‘Pelsser laat overtuigend zien dat ook voeding een belangrijke omgevingsfactor is. Het zou heel goed zijn als hier meer onderzoek naar wordt gedaan. Ik vraag me nu bijvoorbeeld af wat de biologische oorzaak is van de gevoeligheid van sommige kinderen voor bepaalde voedingsstoffen.’




Zoeken in Bol.com