Adhd is geen afgebakende ontwikkelingsstoornis, maar een syndroom van tenminste drie neurobiologische subtypen. Dit zegt neuropsycholoog Patrick de Zeeuw in het proefschrift waarop hij promoveerde aan het UMC Utrecht.
Wat was de aanleiding voor uw onderzoek?
‘Mijn kernvraag was: hoe kunnen we de biologische oorzaken van adhd vinden? Elke psycholoog of psychiater weet: het ene kind met adhd dat de spreekkamer binnenloopt is het andere niet. De verschillen in gedrag zijn opvallend groot. Maar op de een of andere manier gaan veel wetenschappers nog altijd uit van één afgebakende afwijking waarvoor één plek in de hersenen zou moeten kunnen worden aangewezen. Na de ontdekking dat adhd voor 77 procent door erfelijke factoren wordt bepaald, dachten wetenschappers dat ze de genen die hier mee te maken hebben heel snel zouden vinden. Maar tot nu toe zijn er nog maar heel weinig van deze genen gevonden. Mijn stelling is dat wetenschappers er niet veel meer zullen vinden als ze op de huidige manier blijven zoeken.’
Wat moeten wetenschappers dan anders gaan doen?
`Ze moeten heel goed gaan kijken naar de neurobiologische verschillen die er bestaan tussen mensen met adhd. Alleen dan kunnen we die boel eindelijk eens gaan ontwarren. Mijn onderzoek maakt aannemelijk dat er inderdaad verschillende vormen van adhd bestaan. Ik heb zelf drie subtypen beschreven, maar het zouden er natuurlijk meer kunnen zijn.’
Welke drie subtypen zijn dit en hoe heeft u ze gevonden?
‘Ik ben uitgegaan van de drie psychische functies waar kinderen met adhd meer moeite mee zouden hebben dan andere kinderen: het controleren van het eigen gedrag, het reageren op beloningen en het omgaan met het begrip tijd. Uit testjes die ik de kinderen liet doen, bleek echter dat de meeste kinderen met adhd slechts moeite hadden met één van deze drie functies. Welke functie dit was verschilde sterk per kind. Op de twee andere functies scoorden ze net zo goed als de controlegroep. Aangezien we weten dat elke onderzochte functie te maken heeft met een ander gebied in de hersenen, betekent dit volgens mij dat er waarschijnlijk neurobiologische verschillen bestaan tussen mensen met adhd onderling.’
Betekent dit dat er ook drie verschillende soorten behandeling moeten komen?
Ik vind het eerlijk gezegd nog veel te vroeg om hier iets over te zeggen. Maar uiteindelijk zou je misschien meer maatwerk kunnen bieden. Bij gedragstherapie bij kinderen is beloning bijvoorbeeld een heel belangrijk onderdeel en kan het zinvol zijn om te weten of een kind wel of niet beloningsgevoelig is.
In uw proefschrift roept u wetenschappers op om zich niet langer blind te staren op genen, maar ook te gaan kijken naar omgevingsfactoren. Waarom?
‘Omdat wij van omgevingsfactoren nog vrijwel niets weten terwijl ze wel degelijk een rol spelen bij de ontwikkeling van psychiatrische stoornissen, naast de genetische factoren die natuurlijk ook heel erg belangrijk zijn. Als de moeder tijdens de zwangerschap rookt of alcohol drinkt, heeft dit bijvoorbeeld invloed op gebieden in de hersenen die ook betrokken zijn bij het ontstaan van adhd. Hoewel dit soort onderzoek heel kostbaar en ongelofelijk complex is, denk ik dat we er niet omheen kunnen.’
Lidy Pelsser promoveerde onlangs op de relatie tussen voeding en adhd. Wat vindt u van de uitkomsten van haar onderzoek?
‘Pelsser laat overtuigend zien dat ook voeding een belangrijke omgevingsfactor is. Het zou heel goed zijn als hier meer onderzoek naar wordt gedaan. Ik vraag me nu bijvoorbeeld af wat de biologische oorzaak is van de gevoeligheid van sommige kinderen voor bepaalde voedingsstoffen.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten