maandag 30 januari 2012

GEBARENTAAL

Door: Suzan Otten-Pablos

In de beleving van zoon had een klasgenootje tegen zijn tafeltje geduwd. Zoon werd boos en vervolgens de klas uitgestuurd. Zoon moest zich melden bij de chef van school.

Bij chef moest zoon stilzitten. In dit ene woord zitten meteen twee moeilijke opdrachten. Namelijk: stil en zitten. En beide dingen deed zoon dus ook niet. En omdat chef zich hierdoor niet kon concentreren op zijn werk, werd zoon naar de hal gestuurd om daar deze onhaalbare opdracht uit te voeren.

In de hal ging zoon natuurlijk niet stilzitten. En daarna gebeurde er van alles. Chef zei tegen zoon dat hij zich als een kleuter gedroeg. En hij vroeg of zoon niet had leren zitten. Het gevolg was uiteraard dat zoon nu helemaal niet meer deed wat er van hem werd gevraagd. Sterker nog, zoon was nu pas echt boos en stak de middelvinger op naar chef.

En toen was er sprake van een ernstige crisis. Want volgens de leerkracht en chef was hier sprake van een compleet onhandelbaar kind. En dus moesten we zoon met spoed van school komen halen. Jammer, want dit was alleen maar een onhandige vorm van crisismanagement en geen structurele oplossing voor zoon.

Mag zoon zijn middelvinger dan maar opsteken naar chef? Nee, natuurlijk niet. Had het anders kunnen lopen? Ja, waarschijnlijk wel. Want tussen het tafeltje en het gebaar met de middelvinger zat een heel proces.

De leerkracht had kunnen reageren met begrip, zonder te oordelen over goed of fout. Als de leerkracht begrip had getoond voor de gevoelens van beide kinderen en had aangegeven er later op terug te zullen komen, was de angel er waarschijnlijk direct uitgehaald. Dan had de les in alle rust door kunnen gaan en was de confrontatie met chef voor zoon bespaard gebleven.

Maar ook als deze tactiek niet had geholpen had het waarschijnlijk niet hoeven te escaleren. Chef had begrip kunnen tonen en kunnen erkennen dat hier geen sprake is van onwil, maar van onmacht. Maar chef tolereerde het gedrag niet en ging de strijd én de frustratie aan door van een kind met ADHD te eisen om, midden in een boze bui, stil te zitten. Een onmogelijke opgave waarvan je bij voorbaat weet dat het zal mislukken.

Volgens kinderpsychiater Michiel Noordzij moet je dan in groeitaal spreken. Een kind heeft drie functioneringsniveaus. Het bovenste niveau is het niveau dat van het kind verwacht mag worden gezien zijn leeftijd. Op dat niveau kunnen we met het kind een gesprek voeren over het gedrag dat we van hem verwachten en is het zinvol om een straf uit te delen bij ongewenst gedrag. Daaronder bevindt zich het niveau waarop het kind nog wel te motiveren is om gewenst gedrag op te bouwen, bijvoorbeeld met een beloningsprogramma. En het laagste niveau is het niveau waarop het kind niet meer te bereiken is met stickers plakken en al helemaal niet meer met goede gesprekken.

Want het is natuurlijk zinloos om een kind dat zich op dat onderste niveau bevindt, te benaderen vanaf het hoogste niveau. Het kind zal echt niet luisteren naar preken over hoe hij zich zou moeten gedragen. Integendeel. Het kind zal alleen maar slechter gaan luisteren en minder respect tonen.

En dat is ook logisch. Het kind hoort dag in, dag uit wat het fout doet. Eigenlijk geef je dus steeds het signaal dat het kind niet mag zijn wie het is. Door het kind serieus te nemen op zijn huidige functioneringsniveau wijs je het niet af als persoon. En als je dit op de goede manier doet zal dit doorwerken in de rest van het gedrag.

Door alleen kritisch naar het kind te kijken maak je problemen groter en erger. Door kritisch te kijken naar je eigen gedrag bouw je aan een oplossing. Dat is soms best moeilijk. Maar door een taal te spreken die het kind verstaat maak je echt een groots gebaar. Niet alleen naar het kind, maar zeker ook naar jezelf.

30/01/2012
http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=549&idblog=37

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zoeken in Bol.com