maandag 5 maart 2012

EEN CADEAUTJE

Door: Suzan Otten-Pablos

De eerste keer dat Roos tegen me zei dat ze zich het leven anders had voorgesteld, en dat het voor haar op deze manier ook allemaal niet meer hoefde, is zeker vijftien jaar geleden. Maar ik herinner me het nog als de dag van gisteren, omdat deze woorden insloegen als een bom. Roos is namelijk familie van me.

Roos praatte er daarna niet meer over. Ze hoopte waarschijnlijk dat ik deze woorden zou vergeten. Dat ik gewoon dacht dat ze een slecht moment had en dat ze het daarom had gezegd. Maar het ging niet om één slecht moment. Ook niet om één slechte dag. Zelfs niet om één slechte week. De weken werden maanden en de maanden werden jaren.

Roos was depressief. En daar schaamde ze zich voor. Ze ging dus heel lang niet met haar klachten naar de dokter. Ze was niet gek. Psychiaters en psychologen waren in haar ogen zweverige types. Daar ging je pas naar toe als je echt gestoord was. En daarbij loop je niet met psychische klachten te koop. Want stel je voor wat de buurvrouw er van zou vinden. Of die verre oom of tante.

Waarschijnlijk was Roos ook bang dat ze over haar gevoelens zou moeten praten. Want als Roos iets niet wilde was het praten. Dat kan ze namelijk niet. En daarom stopte Roos haar pijn en verdriet heel diep weg en hoopte ze dat ze op deze manier onzichtbaar werd.

Maar Roos werd niet onzichtbaar. Integendeel. Ze werd met de dag zichtbaar ongelukkiger. En door de stigmatisering van psychiatrische aandoeningen bleef Roos halsstarrig weigeren om zich kwetsbaar op te stellen en om hulp te zoeken.

Wat wilde ik Roos graag helpen. Maar ook met mij wilde Roos er niet over praten. Ze was vastbesloten om het allemaal zelf op te lossen. En hoewel Roos hieronder zelf natuurlijk het meeste leed, maakte het mij soms ook best verdrietig en wanhopig.

Na jaren van aanmodderen kreeg Roos wel antidepressiva van de huisarts, maar verder dan dat ging de behandeling niet. De medicatie hielp wel iets, maar de Roos van vroeger zag ik nooit meer terug. En meer dan eens stopte ze ook zomaar met de medicijnen, want diep in haar hart moest ze hier ook eigenlijk niets van hebben. Maar iedere keer als ze met de pillen stopte kwamen de depressieve klachten erger terug.

Vijftien jaar leven met een onbehandelde depressie brengt niemand veel goeds. Ook Roos niet. Want Roos heeft veel gevolgschade opgelopen. Ze heeft er namelijk ook angsten bij gekregen. Angst om zich in mensenmassa's te begeven. Angst om in kleine ruimtes te zijn. En angst om ziek te worden. Hiervoor bezoekt Roos vaak de dokter en ondergaat ze de meest ingewikkelde én dure onderzoeken.

Nadat Roos, een paar weken geleden, voor de zoveelste keer met de antidepressiva was gestopt, en ze een dagtaak leek te hebben aan het bezoeken van specialisten voor de meest uiteenlopende kwaaltjes, vond ik het mooi geweest. Roos moest zich nú door laten verwijzen voor een psychiatrisch onderzoek. Voordat het te laat zou zijn.

Maar Roos had nog één reden om geen hulp te hoeven zoeken. Ze kon de eigen bijdrage van 200 euro niet betalen. En omdat dit klopte, was het meteen het eerste geldige excuus, wat ik van Roos hoorde, in vijftien jaar. Maar het was nu of nooit. Ze kon het niet alleen. Alleen met de goede hulp zou Roos weer worden zoals vroeger. Of misschien wel leuker zelfs.

Na vijftien verloren jaren heeft Roos zich eindelijk overgegeven. Ze heeft zich aangemeld voor hulp. Voor Roos is dit in alle opzichten een cadeautje. De eigen bijdrage betaal ik.

Eigenlijk heb ik nu dan ook nog maar één vraag. Is dit wat de minister bedoelt met de problemen proberen op te lossen in eigen kring?

http://www.adhdnetwerk.nl/ADHD.aspx?id=481&idn=112


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zoeken in Bol.com